nummer: 14/456/GA en 14/748/GA
betreft: (klager) datum: 4 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
(...), verder te noemen klager,
gericht tegen de uitspraken van 17 januari 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
In verband met veiligheidseisen omtrent het vervoer kon klager niet naar de zitting van de beroepscommissie van 2 juni 2014, gehouden in de locatie De Karelskamp te Almelo, worden vervoerd. Klager is daarom op 23 mei 2014 door een lid van de Raad in de
p.i. Vught gehoord. Hiervan is een verslag opgemaakt dat aan klager en de directeur is verzonden.
De directeur is, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting van de beroepscommissie verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de vermissing van klagers eigendommen (LW-2013-263), en
b. de omstandigheid dat er een bedrag van € 6,80, in verband met bestelde shag, van klagers rekening is afgeschreven, terwijl hij die shag nooit heeft ontvangen (LW-2013-274).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie tijdens het verhoor op 23 mei 2014 als volgt mondeling toegelicht.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a: De bidon die vermist was, is inmiddels teruggevonden; de andere goederen niet. Klager had in de p.i. Leeuwarden vijf paar schoenen op zijn cel liggen, vier paar waren van hem en één paar behoorde de
inrichting toe. Van de vier paar die het eigendom van klager zijn, is één paar niet aangekomen. Dit betreft een paar kunstgrasvoetbalschoenen. Voorts is klager twee flesjes parfum kwijt. Op het formulier ‘ingekomen goederen’ staan twee verstuivers
vermeld. Klager weet niet wat ‘verstuivers’ zijn, maar dit zijn in ieder geval niet zijn parfumflesjes. De directeur heeft in zijn verweer verklaard dat glas en blik niet mag worden verzonden. Dit kan niet kloppen, want een glazen pot doperwten en een
blikje sinaasappelsap zijn wel nagezonden. Uit de door klager overgelegde winkellijst blijkt dat hij die niet in de p.i. Vught heeft kunnen bestellen. Klager vermoedt dat er één doos met goederen is kwijtgeraakt of niet is opgestuurd.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b: Klager heeft in de p.i. Leeuwarden een pakje shag en vloei besteld en betaald, maar niet geleverd gekregen. Er zijn twee pakjes shag aangekomen in de p.i. Vught, maar dit betreffen andere pakjes. Klager
heeft één pakje shag waarin hij restjes verzamelt die hij overhoudt van andere pakjes. Die gebruikt hij wanneer hij geen geld heeft om nieuwe shag te kopen, als een noodvoorraadje. Daarnaast had klager een pakje shag toen hij in de afzonderingscel in
de
p.i. Leeuwarden verbleef. Dat pakje lag in de kast en dat gebruikte hij tijdens de lucht- en rookmomenten gedurende zijn verblijf in de afzonderingscel. Deze twee pakjes heeft hij geleverd gekregen. Klager mist het nieuwe pakje shag die hij had
besteld,
maar nog niet geleverd gekregen had. Hij heeft wel betaald voor dit pakje shag en de vloei die hij erbij had besteld. De vloei is ook niet geleverd.
Op 4 juni 2014 is op het secretariaat van de Raad een brief van klager ontvangen, waarin hij heeft meegedeeld dat, na een zoekactie (waarbij hij zelf aanwezig was) bij de bad-afdeling van de p.i. Vught, zijn twee flesjes parfum zijn gevonden. Naar de
overige voorwerpen is ook gezocht, maar deze zijn uiteindelijk niet gevonden. Klager mist nu nog:
- vier scheermesjes van Gillette (ongebruikt)
- een poef
- zonnebloemolie (plastic en ongebruikt)
- wasmiddel (plastic en ongebruikt)
- allesreiniger (plastic en ongebruikt)
- deodorant (plastic en ongebruikt)
- cacaoboter (plastic)
- douchegel (plastic en gebruikt)
- kunstgrasvoetbalschoenen (leer)
- eiwitten (plastic)
- aminozuurtabletten (plastic).
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet toegelicht.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Vast staat dat klagers cel buiten zijn aanwezigheid is ontruimd en dat zijn eigendommen zijn ingepakt door twee personeelsleden. Hiervan is een
ontruimingsverslag opgemaakt. De beroepscommissie constateert dat (de eerste pagina van) dit ontruimingsverslag slechts gedeeltelijk is ingevuld en dat, hoewel er twee namen staan, het verslag door slechts één personeelslid is ondertekend. Tevens
constateert de beroepscommissie dat in het ontruimingsverslag staat vermeld ‘diverse toiletartikelen’, maar dat niet wordt gespecificeerd welke toiletartikelen zijn aangetroffen en welke voorwerpen hieronder vallen. Verder valt op dat op het
ontruimingsverslag niet staat vermeld welke en hoeveel voedingswaren op klagers cel zijn aangetroffen, terwijl uit klagers toelichting en de overgelegde stukken voldoende aannemelijk wordt dat klager in het bezit was van in ieder geval enkele
voedingswaren. Voorts valt op dat bij het invullen van het ontruimingsverslag geen onderscheid is gemaakt tussen ‘schoenen’ en ‘sportschoenen’; uit het verslag volgt dat er vier paar ‘schoenen’ en geen enkel paar ‘sportschoenen’ zijn aangetroffen,
terwijl uit de stukken volgt dat klager op zijn minst één paar sportschoenen op cel had. Daarnaast is opmerkelijk dat uit klagers toelichting volgt dat zijn bidon inmiddels is gevonden, terwijl die niet op het ontruimingsverslag is vermeld.
Klager heeft direct na constatering dat hij een aantal eigendommen niet had ontvangen, een lijst ingediend waarop gedetailleerd is beschreven welke eigendommen hij miste. In beroep heeft klager een uitvoerige toelichting gegeven waarin hij tot in
detail
– en in overeenstemming met de eerder ingediende lijst – heeft beschreven hoe zijn vermiste eigendommen eruit zagen. Gelet hierop, en in aanmerking genomen de genoemde onduidelijkheden en tekortkomingen van het ontruimingsverslag – die door de
directeur
niet zijn opgehelderd –, acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager de door hem genoemde voorwerpen in de p.i. Leeuwarden voorhanden had.
Uit de op 4 juni 2014 ontvangen brief van klager volgt dat onlangs bij de bad-afdeling van de p.i. Vught in aanwezigheid van klager is gezocht naar klagers eigendommen. Daarbij zijn twee flesje parfum, waarvan klager eerder veronderstelde dat die ook
vermist waren, gevonden; de overige spullen zijn niet teruggevonden. Gezien het vorenstaande, en in aanmerking genomen het formulier ‘ingenomen goederen’ van de p.i. Vught, gaat de beroepscommissie ervan uit dat de door klager, in zijn brief van 4 juni
2014, genoemde voorwerpen niet in de p.i. Vught zijn aangekomen en dus kwijt zijn. Onder bovengenoemde omstandigheden is de beroepscommissie van oordeel dat de vermissing van klagers eigendommen moet worden toegerekend aan de directeur van de p.i.
Leeuwarden.
De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij ziet aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager. Uitgangspunt is dat een
tegemoetkoming bedoeld is voor door een gedetineerde ondervonden ongemak. In geval sprake is van schade en indien die schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de
tegemoetkoming. In het onderhavige geval is de schade niet eenvoudig vast te stellen. Klager heeft de hoogte van de schade gespecificeerd noch gestaafd. Nu klager wel ongemak heeft ondervonden zal de beroepscommissie de hoogte van de tegemoetkoming
naar
redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 75,=.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de
uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag als vermeld onder a. alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt
van € 75,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b.
Ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 4 juli 2014
secretaris voorzitter