Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1067/GB, 13 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:13-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/1067/GB

Betreft: [klager] datum: 13 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 28 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Spruijt,advocaat te Amsterdam, namens

[...], geboren op [1966], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 mei 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) (unit 1) van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1 Klager is sedert 5 maart 2002 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. Torentijd te Middelburg. Op 18 maart 2002 is hij overgeplaatst naar Unit 1 (h.v.b.) van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht.

2.2 Klager ondergaat een gevangenisstraf van 21 maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 11 juli 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 29 april 2003.

3. De standpunten
3.1 Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Allereerst wordt aangevoerd dat het beroep tijdig is ingediend en dat klager daarom ontvankelijk is in het beroep. Klager heeft op 22 mei 2002 een afschrift van de onderhavige beslissing van de selectiefunctionaris ontvangen, waarnaop 28 mei 2002 een beroepschrift is gezonden aan de Raad.
De beslissing van de selectiefunctionaris is ondeugdelijk gemotiveerd. Anders dan door de selectiefunctionaris aangevoerd, hebben zich tijdens een eerder verblijf van klager in het h.v.b. Torentijd geen incidenten voorgedaan en waser geen sprake van spanningen tussen hem en het personeel. Hetgeen door de selectiefunctionaris in diens beslissing op het bezwaar naar voren is gebracht met betrekking tot de inhoud van de beschikbare rapportage valt voor klagerniet te controleren nu klager niet de beschikking heeft of krijgt over die rapportage. Om die reden is er sprake van een motiveringsgebrek. Overigens beschikte de selectiefunctionaris ten tijde van het nemen van haar beslissingkennelijk ook niet over die bescheiden. Voorts is door de selectiefunctionaris onvoldoende onderbouwd waarom aannemelijk is dat er binnen het h.v.b. Torentijd voor onrust zou moeten worden gevreesd. Tijdens klagers laatste verblijfaldaar is daarvoor geen aanleiding geweest. Ook indien die aanleiding er wel zou zijn geweest, waren er in h.v.b. Torentijd voldoende mogelijkheden geweest om de onrust te beperken of weg te nemen. Een overplaatsing is daarvoor eente zwaar middel. Ook is de motivering van dit onderdeel van de beslissing gebrekkig c.q. tegenstrijdig nu de selectiefunctionaris spreekt van enorme onrust bij het personeel bij gelegenheid van klagers plaatsing in maart 2002 en inde reactie op het bezwaar zegt dat het „zeer aannemelijk“ is dat het verblijf van klager onrust zal veroorzaken in het h.v.b. Torentijd. Voor zover de selectiefunctionaris spreekt van zeer ernstige bezwaren tegen het verblijf vanklager in het h.v.b. Torentijd, acht klager het bestaan daarvan niet aannemelijk. Zo er al reden zou zijn geweest voor die bezwaren, dan waren deze ook niet zwaarwegend genoeg om aan een plaatsing van klager in het h.v.b. Torentijdin de weg te staan, terwijl die bezwaren toen al bestaan moeten hebben.
Ook heeft de selectiefunctionaris de in het geding zijnde belangen onvoldoende afgewogen. Klager had klemmende redenen om in het h.v.b. Torentijd te moeten blijven. Dit heeft hij al in de bezwaarfase kenbaar gemaakt.
Ook heeft de selectiefunctionaris onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij het nemen van de beslissing op het bezwaar.
Tenslotte is de beslissing van de selectiefunctionaris onbegrijpelijk nu daarin staat vermeld dat voortzetting van klagers verblijf in de inrichting niet langer verantwoord zou zijn en dat de door klager aangevoerde bezoektechnischeredenen voor een terugplaatsing daaraan ondergeschikt zouden moeten worden gemaakt. Niet valt in te zien waarom de veiligheid beter zou zijn gewaarborgd bij een plaatsing van klager in Unit 1 van de locatie Dordtse Poorten. Dat zouslechts het geval zijn indien de vrees zou bestaan voor klagers veiligheid. Dat acht klager niet aannemelijk.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 13 maart 2002 geplaatst in het h.v.b. Torentijd in Middelburg. Op 15 maart 2002 is door de inrichting verzocht om klagers overplaatsing naar een andere inrichting. Gelet op de inhoud van dat verzoek heeft deselectiefunctionaris op 15 maart 2002 besloten tot klagers overplaatsing. Klager is vervolgens op 18 maart 2002 geplaatst in Unit 1 (h.v.b.) van de locatie Dordtse Poorten. Klager heeft tijdens een eerdere detentie in het h.v.b.Torentijd verbleven in de periode van 29 oktober 1999 tot 6 januari 2001. Tijdens en na die periode is het in het h.v.b. Torentijd zeer onrustig geweest. Na onderzoek is gebleken dat het personeel destijds betrokken was bij hetinvoeren van contrabande. Klager is genoemd als zijnde betrokken bij het benaderen en omkopen van personeelsleden. Om die reden leverde de plaatsing van klager in Middelburg grote onrust op bij het personeel. Om die reden heeft dedirecteur klager voorgedragen voor overplaatsing naar een ander h.v.b. Gelet op het belang van de handhaving van orde en rust en het belang van een veilige tenuitvoerlegging van klagers detentie was een langer verblijf in heth.v.b. Torentijd niet verantwoord. De bezoektechnische redenen die door klager zijn aangevoerd voor een verder verblijf in Middelburg, acht de selectiefunctionaris ondergeschikt aan het belang van de inrichting bij klagersoverplaatsing, temeer nu de reisafstand naar Dordrecht voor klagers bezoekers redelijkerwijs overbrugwaar lijkt.

4. De beoordeling
4.1 Klager behoort, gelet op zijn status als veroordeelde in afwachting van zijn plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2 De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, met name nu klagers gedrag tijdens een recenteeerdere detentie in h.v.b. Torentijd voor onrust in dat h.v.b. zorgde, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beslissing waarvan beroep is bovendien voldoende met redenen omkleed.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 september 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven