Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2036/GA, 26 augustus 2014, beroep
Uitspraakdatum:26-08-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2036/GA

betreft: [klager] datum: 26 augustus 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zoetermeer,

gericht tegen een uitspraak van 4 juni 2014 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 augustus 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is gehoord P. Winkelman, plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zoetermeer.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, met cameratoezicht gedurende drie dagen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er waren ten aanzien van klager voldoende verdenkingen dat hij contrabande had. Zo heeft de directeur op camerabeelden waargenomen dat klager zich zeer verdacht gedroeg. Deze gedraging was dat klager zijn rechter hand bij het lopen constant in zijn zak
hield. Tijdens het bezoekmoment hing klager voorovergebogen op tafel en hij zat op zijn handen te wiebelen. Hij en zijn bezoek keken ook voortdurend om zich heen. Na een paar minuten zat klager normaal. Toen heeft het personeel klager meegenomen om te
visiteren. Zijn broek was op dat moment open. Het zou kunnen zijn dat de knoop van de broek kapot was, maar dat is geen reden om ook met open gulp te zitten in de bezoekzaal. Er is ervoor gekozen om het bezoek niet eerder te onderbreken omdat dit
onrust
zou kunnen veroorzaken in de bezoekzaal. Tijdens de visitatie is geen contrabande gevonden. Ongeveer twee maanden voor dit bezoek heeft klager zich precies zo gedragen. Hij heeft toen een waarschuwing gehad. Het vorenstaande vormde aanleiding om klager
een straf op te leggen. Vanwege de gegronde vrees dat klager contrabande in zijn lichaam had, is ook cameratoezicht toegepast. Hierover is voorafgaand geen informatie ingewonnen, omdat sprake was van directe noodzaak. Dezelfde dag is de inrichtingsarts
geïnformeerd over het cameratoezicht. Er is geen zeef voor de ontlasting gebruikt.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De gedragingen van klager zoals vermeld in het verslag van 6 mei 2014 rechtvaardigen het standpunt dat sprake is van een redelijke verdenking jegens klager dat hij contrabande tot zich genomen heeft, zodat een gepaste straf opgelegd kon worden. Dat
vervolgens geen contrabande wordt aangetroffen, maakt dit oordeel niet anders.
Nu blijkt dat het bezoekmoment van klager is onderbroken om hem te visiteren, bij de visitatie niets is aangetroffen en klager mocht teruggaan naar de bezoekzaal, oordeelt de beroepscommissie dat geen sprake geweest kan zijn van een directe noodzaak om
met spoed cameratoezicht toe te passen in de strafcel. Nu in dit geval cameratoezicht is toegepast, zonder dat voorafgaand hieraan advies is ingewonnen van de inrichtingsarts, zoals bedoeld in artikel 51a, lid 2, van de Pbw, heeft de directeur
gehandeld
in strijd met de wettelijke bepaling.
Voor zover het beroep van de directeur zich richt tegen de beslissing van de beklagcommissie betreffende het opleggen van de straf, zal het beroep gegrond worden verklaard en de beslissing van de beklagcommissie worden vernietigd; wat betreft het
beroep gericht tegen het toepassen van het cameratoezicht zal het beroep ongegrond worden verklaard, met bevestiging van de beslissing van de beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft de strafoplegging gegrond, vernietigt de beslissing van de beklagcommissie op dit punt en verklaart dit beklagonderdeel alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft het toepassen van het cameratoezicht ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 26 augustus 2014

secretaris voorzitter

Naar boven