Nummer: 14/1842/GB
Betreft: [klager] datum: 26 augustus 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 19 mei 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een huis van bewaring (h.v.b.) in Amsterdam afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 24 oktober 2013 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie De Schie te Rotterdam.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een overplaatsing naar een h.v.b. in Amsterdam rechtvaardigen. In Amsterdam kan klager vaker bezoek ontvangen. Het is voor klagers familieleden, die rond de 80 jaar oud zijn en afkomstig
uit Engeland en Ierland, onmogelijk klager in Rotterdam te bezoeken. De reis vanaf het vliegveld van Amsterdam per openbaar vervoer naar Rotterdam is voor hen ondoenlijk. Klagers vrouw is onlangs op bezoek gekomen maar nu zij geheel van het openbaar
vervoer afhankelijk is en zij met verslavingsproblemen kampt en niet al te best ter been is, kan het weer weken duren voor zij weer bij klager op bezoek komt.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De plaatsing van een voorlopig gehechte gedetineerde die in afwachting is van berechting in eerste aanleg geschiedt in een huis van bewaring, bij voorkeur gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging. Dat het voor klagers bezoekers
lastig is om te reizen is begrijpelijk, maar niet onmogelijk. Uit de stukken blijkt dat klagers partner wel op bezoek komt. Wanneer klager overgeplaatst zou worden naar Amsterdam is het niet zeker dat zijn familie uit Engeland overkomt om hem te
bezoeken. Tevens zou een overplaatsing naar Amsterdam slechts tijdelijk kunnen zijn. In Amsterdam is geen gevangenis en wanneer klager veroordeeld wordt, dient hij in een gevangenis te verblijven. De selectiefunctionaris verwijst naar een uitspraak van
de beroepscommissie van 23 juni 2003 (03/0699) waarin is opgenomen dat bezoekproblemen inherent zijn aan het ondergaan van detentie en vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium. Er is in klagers geval geen sprake van
bijzondere
omstandigheden.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. De beroepscommissie stelt voorop dat bezoekproblemen inherent zijn aan het ondergaan van detentie en, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium vormen. Hetgeen klager heeft aangevoerd als bezwaar tegen de beschikbaarheid van
de
plaats van detentie in Rotterdam vergeleken met die in Amsterdam is niet overtuigend en daarmee onvoldoende zwaarwegend. De selectiefunctionaris heeft dan ook in redelijkheid de aangevoerde problemen ten aanzien van het ontvangen van bezoek niet als
een
bijzondere omstandigheid aangemerkt. Overigens blijkt uit de overgelegde stukken dat klager regelmatig bezoek ontvangt. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 26 augustus 2014
secretaris voorzitter