nummer: 14/1631/GA
betreft: (klager) datum: 28 augustus 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.E. Koumans, namens
(...), verder te noemen klager,
gericht tegen de ongedateerde uitspraak van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Havenstraat te Amsterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. S.G.E. Koumans, in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten. De locatie Havenstraat is sinds oktober 2013 gesloten. Nu voorheen de locatie Havenstraat samen met de
locatie Tafelbergweg de penitentiaire inrichtingen Amsterdam vormde, is de directeur van de locatie Tafelbergweg in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het doorsturen van onjuiste medische gegevens naar het laboratorium;
b. het niet herstellen door de directeur van de betalingsregeling tussen klager en het CJIB;
c. de omstandigheid dat klager niet bezocht is door een medewerkster van het Bureau Terugdringen Recidive, ondanks herhaalde verzoeken daartoe.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft eerst ruim een jaar nadat klager heeft geklaagd, uitspraak gedaan. Alle te bedenken redelijke termijnen zijn ruimschoots
overschreden. Klager moet in zijn beklag, voor zover in beroep aan de orde, ontvankelijk worden verklaard, omdat het beslissingen van de directeur betreft. Ten aanzien van het beklag onder b. is aangevoerd dat de directeur de betalingsregeling tussen
klager en het CJIB zou herstellen. De directeur heeft blijkbaar een toezegging gedaan om dit voor klager te regelen. De directeur zou gedane toezeggingen moeten waarmaken. De directeur erkent dat een fout is gemaakt, waardoor klager zijn
betalingsregeling is kwijtgeraakt. Inmiddels is klager met hulp van zijn raadsvrouw begonnen met het treffen van een betalingsregeling. Ten aanzien van het beklag onder c. is aangevoerd dat het klachtwaardig is dat niet op klagers verzoek om bezoek van
een medewerkster van het Bureau Terugdringen Recidive is gereageerd.
De directeur van de locatie Tafelbergweg heeft hierop niet gereageerd.
3. De beoordeling
In artikel 67, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat de beklagcommissie zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen een termijn van vier weken, te rekenen vanaf de datum waarop het klaagschrift is ontvangen, uitspraak doet. In bijzondere
omstandigheden kan deze termijn met ten hoogste vier weken worden verlengd. In artikel 67, tweede lid, van de Pbw is bepaald dat de uitspraak gedagtekend moet zijn.
De beroepscommissie stelt vast dat klagers klaagschrift op 18 april 2013 op het secretariaat van de beklagcommissie is binnengekomen. De uitspraak van de beklagrechter is niet gedagtekend. Een afschrift van de uitspraak is op 9 mei 2014, dus ruim een
jaar na binnenkomst van de klacht, verzonden. De beroepscommissie overweegt dat de wetgever geen rechtsgevolgen aan de overschrijding van de in artikel 67, eerste en tweede lid, van de Pbw genoemde termijn heeft verbonden, maar acht het vanuit het
oogpunt van een juiste rechtsbedeling van groot belang dat met inachtneming van de vereisten uit artikel 67, eerste en tweede lid, van de Pbw wordt beslist op een beklag.
De klachten van klager, met uitzondering van die de betalingsregeling betreffend, zijn algemeen geformuleerd en zien op bejegeningsaspecten in plaats van concrete beslissingen door of namens de directie genomen gericht tegen klager en hebben voor het
overige betrekking op personen die niet onder verantwoordelijkheid van de directie vallen.
De beroepscommissie begrijpt dat met betrekking tot de verzochte betalingsregeling klager toezeggingen zijn gedaan door de directeur, waar vervolgens geen uitvoering aan is gegeven. Gelet hierop zal dit onderdeel van de klacht alsnog ontvankelijk en
gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet aanleiding klager voor het door hem geleden ongemak een tegemoetkoming toe te kennen van €5,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter. Zij verklaart klager alsnog ontvankelijk in beklagonderdeel b en verklaart dit beklag gegrond. De beroepscommissie kent klager een
tegemoetkoming toe van € 5,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 28 augustus 2014
secretaris voorzitter