Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1504/SGA, 8 mei 2014, schorsing
Uitspraakdatum:08-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/1504/SGA
Betreft : (verzoeker) datum: 8 mei 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

(...), verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Almere.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 29 april 2014, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker naar het
basisprogramma per 29 april 2014.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 30 april 2014 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 7 mei 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen blijkt dat verzoeker op 29 april 2014 is besproken in het Multidisciplinair Overleg en dat op basis van het toetsingskader “Stimuleren en ontmoedigen” zijn gedrag over de periode van zes weken daarvoor
is
besproken en beoordeeld. Zijn gedrag en motivatie zijn beoordeeld als dit kan beter gedrag (oranje) of ongewenst gedrag (rood) en hiermee zou verzoeker niet meer voldoen aan de normen die zijn vastgelegd om in aanmerking te komen voor een verblijf in
het plusprogramma. De directeur heeft verwezen naar het feit dat verzoeker weigert deel te nemen aan de arbeid en dat hij de Reflector niet heeft ingevuld. Onder andere aan deze voorwaarden dient verzoeker, naast onbesproken gedrag, te voldoen om in
het
plusprogramma te worden geplaatst. Op grond van genoemde inlichtingen is er - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - voldoende aanleiding om verzoeker terug te plaatsen in een basisprogramma. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 8 mei 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven