Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0354/GA, 17 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/354/GA

betreft: [klager] datum: 17 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 februari 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 mei 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Lelystad, is klager gehoord.
De directeur van de locatie Ooyerhoek is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen uitsluiting van deelname aan de arbeid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft niet gezegd dat er geen materiaal voorhanden was. Dat was er namelijk voldoende. Maar er waren niet voldoende apparaten om mee te werken.
Klager was aan het werk. Het verslag dat is opgemaakt klopt niet. 12 gedetineerden op de werkzaal hebben verslag aangezegd gekregen. Eén heeft dat niet gehad. Er is eerder aangegeven dat klager naar behoren zijn werkzaamheden verricht. Klager vraagt
zich af waarom dat niet is weergegeven.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet nader toegelicht. Dit eerdere standpunt luidt als volgt. Uit het verslag van de dienstdoende arbeidsmedewerker blijkt duidelijk dat alle gedetineerden op de
werkzaal, waaronder klager, geen of te weinig werkzaamheden verrichtten. De gedetineerden, waaronder klager, is tot twee maal toe gevraagd om de werkzaamheden op te pakken. Dit is niet of onvoldoende door de groep gebeurd. Ook niet door klager.

3. De beoordeling
In artikel 50, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat, indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en het personeelslid voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deze dit aan de gedetineerde meedeelt. In het verslag van 12 december 2013, dat heeft geleid tot onderhavige
disciplinaire straf, staat uitdrukkelijk vermeld dat dit verslag niet aan klager is medegedeeld. Nu de wet het aanzeggen van het verslag dwingend voorschrijft als voorwaarde voor het opleggen van een disciplinaire straf, is de bestreden beslissing
genomen in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Het beroep is om deze reden gegrond.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt ter hoogte van twee dagen arbeidsloon.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 17 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven