Nummer: 14/124/GB
Betreft: [klager] datum: 29 april 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Canatan, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 januari 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 4 juli 2013 gedetineerd. Op 6 december 2013 is hij, na een schorsing van zijn voorlopige hechtenis, geplaatst in het h.v.b. van de p.i. Amsterdam Over-Amstel.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager acht de motivering van de selectiefunctionaris om het verzoek af te wijzen onbegrijpelijk. Het enkele feit dat het h.v.b. in Grave een sober regime voor arrestanten kent brengt niet met zich mee dat dit zich verzet tegen een plaatsing van klager
in Grave. Het had op de weg van de selectiefunctionaris gelegen klager en zijn raadsman te informeren over eventuele formele beletselen aan een plaatsing van klager in Grave. Nu een bestemmingswijziging van de p.i. Grave niet bekend is gemaakt, mocht
klager er op vertrouwen dat de status van de inrichting ongewijzigd was ten opzichte van de status ten tijde van klagers eerder verblijf in Grave in september 2013. De selectiefunctionaris had, als er een formeel beletsel was, ervoor kunnen kiezen
klager over te plaatsen naar het h.v.b. in Roermond, hetgeen ook in de nabijheid is van klagers woonadres (in Venray). Primair is klager van mening dat er geen formeel beletsel is voor een overplaatsing naar Grave, terwijl de bestreden beslissing
daarnaast summier is onderbouwd en door de selectiefunctionaris geen alternatief is geboden voor de verzochte plaatsing in Grave. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is op 4 juli 2013 in verzekering gesteld en op 8 juli 2013 geplaatst in het h.v.b. te Zwaag. Na een schorsing van zijn voorlopige hechtenis is klager op 6 december 2013 geplaatst in het h.v.b. van de p.i. Amsterdam Over-Amstel. Klager heeft
vervolgens om een horizontale overplaatsing verzocht naar het h.v.b. in Grave. Dat verzoek is afgewezen omdat klager valt in de categorie “Passant Uitlevering” en de p.i. Grave vanaf 6 januari 2014 enkel nog een gevangenisafdeling kent met een sober
regime voor arrestanten. Uit het uittreksel van klagers justitiële documentatie komt naar voren dat hij voor het eerst in 1995 in aanraking is gekomen met justitie. De nog lopende vervolging betreft een zaak die door het gerechtshof Den Bosch is
teruggewezen naar de rechtbank Limburg, locatie Roermond. Een nieuwe zittingsdatum voor de behandeling in eerste aanleg is nog niet vastgesteld. Gelet daarop acht de selectiefunctionaris het besluit om klager niet voor Grave te selecteren, mede gelet
op
een onvoldoende onderbouwing van eventuele medische beperkingen voor klagers vriendin om hem te kunnen bezoeken, niet onredelijk of onbillijk.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Kennelijk had de selectiefunctionaris, als Grave een
daarvoor geschikte regime had, geen inhoudelijke bezwaren tegen een overplaatsing van klager naar Grave en is er op zich geen aanleiding om klager bij voorkeur in het h.v.b. in Amsterdam te laten verblijven. Klager wordt vervolgd bij de locatie
Roermond
van de rechtbank Limburg en een van de uitgangspunten bij de plaatsing van (preventief gehechte) gedetineerden is, dat zij in het kader van een goede rechtsgang worden geplaatst in een h.v.b. zo dicht mogelijk bij de plaats waar die vervolging plaats
vindt. In klagers geval doet een plaatsing in Amsterdam aan dat beginsel geen recht. Weliswaar staat klager op de nominatie om te worden overgeleverd aan Polen, maar gesteld noch gebleken is dat dit een beletsel zou zijn voor een overplaatsing naar
een
h.v.b. dichter bij de locatie Roermond van de rechtbank Limburg. Voordeel van een dergelijke plaatsing is daarnaast dat klagers vriendin dan eenvoudiger bij klager op bezoek kan komen. Het had daarom voor de hand gelegen als de selectiefunctionaris, in
plaats van een enkele afwijzing van het verzoek, had gekeken naar mogelijke alternatieven voor een plaatsing in de regio waar ook klagers (straf)vervolging plaats vindt.
Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 april 2014
secretaris voorzitter