Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1107/GA, 30 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 14/1107/GA

betreft: [klager] datum: 30 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Breda,

gericht tegen een uitspraak van 27 maart 2014 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 juli 2014, gehouden in de p.i. Vught, is de raadsman van klager, mr. Y.E.Y. Vermeulen, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de p.i. Breda heeft doen weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en tevens verzocht om de behandeling ter zitting aan te houden.

Op 21 juli 2014 heeft de raadsman bericht dat klager sinds 17 juli 2013 preventief gehecht is. Een afschrift van dit bericht is naar de directeur verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van het verzoek van klager om bezoek zonder toezicht (b.z.t.) van zijn moeder te ontvangen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
De mogelijkheid van b.z.t. is geregeld in de circulaire van 8 september 2000 (kenmerk 5041936/00/DJI, hierna: de circulaire). Hierin is bepaald dat b.z.t. alleen wordt toegestaan in een normaal beveiligde gevangenis. Gedetineerden in een huis van
bewaring (h.v.b.) komen daarom niet in aanmerking voor b.z.t. De tweede voorwaarde is dat de betreffende gedetineerde gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden in een normaal beveiligde gevangenis verblijft. In de Regeling model huisregels
penitentiaire inrichtingen zijn de voorwaarden voor b.z.t. nader uitgewerkt. Klager heeft in beklag verwezen naar een uitspraak van 9 juli 2013 van het Europese Hof over b.z.t. in Litouwen, klachtnummer 42615/06 (Varnas vs. Litouwen). De Nederlandse
situatie is anders. Zo is de frequentie van bezoek hetzelfde voor preventieven en veroordeelden. En door de zogenoemde bezoekslang in de bezoekruimte is fysiek contact tussen bezoekers en gedetineerden (beperkt) mogelijk. Klager had ten tijde van de
klacht de status van preventief gehechte en hij verbleef in een h.v.b. Hij kwam dus niet in aanmerking voor b.z.t. Tevens wordt verwezen naar jurisprudentie van de Raad.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De frequentie van het bezoek en de mogelijkheid van fysiek contact staat niet ter discussie. Het Europese Hof heeft in de zaak Varnas tegen Litouwen bepaald dat er ten aanzien van b.z.t. geen onderscheid mag worden gemaakt tussen onveroordeelden en
veroordeelden. Hiervoor wordt verwezen naar rechtsoverweging 120. In dit geval is sprake van strijd met artikelen 14 en 8 van het EVRM. De jurisprudentie van de Raad waarop de directeur wijst, is van voor de genoemde uitspraak van het Europese Hof. Het
belang van klager bij b.z.t. met zijn moeder was dat hij haar privé wilde spreken vanwege de medische behandeling die zij onderging.

3. De beoordeling
De beroepscommissie ziet geen noodzaak om het verzoek van de directeur tot aanhouding van de behandeling in te willigen, gelet op de ontbrekende nadere inhoudelijke onderbouwing van het verzoek en omdat de beroepscommissie zich op basis van de stukken
en het verhandelde ter zitting voldoende acht ingelicht om op het beroep te beslissen.
Het verzoek van de directeur om de behandeling van het beroep aan te houden wijst de beroepscommissie daarom af.
Klager wenst, naar de beroepscommissie heeft begrepen, bezoek zonder toezicht als bedoeld in de circulaire van zijn moeder om een vertrouwelijk gesprek te voeren over de medische behandeling die zijn moeder heeft ondergaan. Het bezoek zonder toezicht
zoals dat is geregeld in voormelde circulaire is bedoeld als een min of meer structureel instrument voor de voorbereiding op de terugkeer in de samenleving en niet voor een incidenteel vertrouwelijk gesprek over de medische situatie. De zaak Varnas vs.
Litouwen betreft een zogenaamd ‘conjugial visit’ en een dergelijk bezoek in het kader van de voorbereiding op de terugkeer in de samenleving is niet zonder meer gelijk te stellen met een incidenteel vertrouwelijk gesprek tussen klager en zijn moeder
over haar medische situatie. Reeds om die reden kan niet gezegd worden dat het niet toepassen van de regeling bezoek zonder toezicht op klager, gelet op voormeld arrest van EHRM, een ongelijke behandeling van klager als onveroordeelde inhoudt en in
strijd is met art. 14 EVRM.
De beroepscommissie voegt daaraan toe dat niet uitgesloten is dat er redenen van medische, psychologische of sociale aard zijn om een individueel bezoek toe te staan van klagers moeder waarbij een zekere vertrouwelijkheid is gegarandeerd. Het ligt
primair op de weg van klager en zijn raadsman om een verzoek om een dergelijk individueel bezoek te onderbouwen bij voorkeur met behulp van een schriftelijke verklaring van een deskundige op één van de voormelde terreinen. Van enige nadere onderbouwing
is tot op heden in de onderhavige zaak niet gebleken. Het beklag zal gelet op het voorgaande ongegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal als volgt beslissen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 30 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven