Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1850/GA, 30 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1850/GA

betreft: [klager] datum: 30 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.T. van Berge Henegouwen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 mei 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Limburg-Zuid,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 juli 2014, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.M. Kurvers, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Limburg-Zuid.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van acht dagen opsluiting in een strafcel, wegens betrokkenheid bij een handgemeen (110), het feit dat klager zijn boodschappen niet heeft ontvangen (112), het besluit van 1 maart 2014 inhoudende een
terugplaatsing naar het basisprogramma (degradatie naar rood (113)) en een ordemaatregel van afzondering in afwachting van overplaatsing (259).

De beklagcommissie heeft het beklag met nummers 110 en 113 ongegrond verklaard en klachtnummer 112 gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Er is een tegemoetkoming van € 5,= toegekend.

1. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was Gedeco-lid en twee reinigers op de afdeling wilde opheldering over het mogelijk insluiting. Klager zag hier geen dreiging in en is met hen meegelopen. In de cel van een van de reinigers is klager ernstig mishandeld. Hij heeft alleen ter
verdediging geweld gebruikt om weg te komen uit de cel. Klager valt geen verwijt te maken. Klager is naar het personeel gegaan om dit te melden en hij heeft ook aangifte gedaan bij de politie. Het personeel heeft niets gezien. Er had aan klager geen
straf opgelegd mogen worden. Hiervoor wordt verwezen naar jurisprudentie. Subsidiair is aangevoerd dat de opgelegde straf te hoog is als in aanmerking wordt genomen dat klager zelf ook gewond is geraakt en is gedegradeerd naar rood. Voorts richt het
beklag inzake klachtnummer 112 zich uitsluitend tegen de tegemoetkoming. Klager vindt de toegekende tegemoetkoming te laag, omdat de tegemoetkoming geheel is opgegaan aan het bellen met de advocaat. Klager wil een tegemoetkoming van
€ 10,=.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van dit incident is er een onderzoek gedaan op de afdeling en dat leverde niets op over de toedracht van het incident. De directeur heeft klager en een reiniger gesproken. Beide gedetineerden hadden verwondingen en de directeur hanteert
het principe: waar er twee vechten, hebben er twee schuld, tenzij het tegendeel duidelijk blijkt. In dit geval zijn beide gedetineerden disciplinair gestraft. De hoogte van de straf hangt af van de omstandigheden van het geval.

2. De beoordeling
Vast staat dat er tussen klager en een medegedetineerde een handgemeen heeft plaatsgevonden en dat beiden letsel hebben opgelopen. Klager heeft gesteld dat niet hij de aanvaller is geweest, maar dat er sprake was van noodweer. De beroepscommissie
oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een (eenzijdige) aanval door de medegedetineerde en dat klager zich dus niet met geweld mocht verdedigen. Nu aannemelijk is dat klager een aandeel heeft gehad in de vechtpartij waarbij een
medegedetineerde is gewond geraakt, kon hij verantwoordelijk voor zijn aandeel worden gehouden. Daarom kon de directeur aan klager een disciplinaire straf opleggen. In het licht van alle omstandigheden waaronder gevolgen van uiteenlopende aard oordeelt
de beroepscommissie dat in dit geval had kunnen volstaan met een disciplinaire straf van vier dagen. In zoverre is het beklag dus gegrond en zal de beroepscommissie de beslissing van de beklagcommissie vernietigen.
Voor wat betreft de beklagen onder de zaaksnummers 113 en 259 kan hetgeen in beroep is aangevoerd niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Voor wat betreft de tegemoetkoming in de zaak onder nummer 112 kan de
beroepscommissie zich verenigen met de beslissing van de beklagcommissie. Voor wat betreft deze onderdelen van het beroep zal de beroepscommissie de beslissing van de beklagcommissie bevestigen.
De beroepscommissie beslist dan ook als volgt.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft de zaaksnummers 112 (uitsluitend de tegemoetkoming), 113 en 259 ongegrond en bevestigt in die zaken de beslissingen van de beklagcommissie. De beroepscommissie verklaart het beklag met
zaaksnummer 110 deels gegrond te weten voor zover een disciplinaire straf van opsluiting in de strafcel is opgelegd van meer dan vier dagen, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, kent klager in verband daarmee een tegemoetkoming
toe
van € 40,= en bevestigt de uitspraak voor het overige.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 30 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven