nummer: 14/1524/GA
betreft: [klager] datum: 18 augustus 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Roermond,
gericht tegen een uitspraak van 1 mei 2014 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 18 juli 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager en [...], juridisch medewerker, namens de directeur van de locatie Roermond.
Voorafgaand aan de zitting heeft het lid mr. A. van Waarden de zittingszaal verlaten, nu hij in het kader van het onderliggend beklag een beslissing op het schorsingsverzoek van klager heeft genomen. Een ander lid van de Raad beslist thans mee op het
beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, wegens een positieve urinecontrole en daarmee samenhangend degradatie naar het basisprogramma.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft zich op 11 maart 2014 gemeld in de inrichting. Vanwege financiële overwegingen wordt er niet standaard een inkomsten urinecontrole afgenomen, tenzij hiervoor aanleiding is. De directeur was niet bekend met het feit dat klager een
softdrugsgebruiker was. Er was geen aanleiding om een inkomstencontrole te doen. Op 31 maart 2014 vond een urinecontrole plaats. De uitslag daarvan is 487 op THC. Een uitslag hoger dan 50 op THC duidt op drugsgebruik. De directeur heeft klager gehoord
over de uitslag. Klager heeft toegegeven dat hij “een hijs” heeft genomen.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager gebruikte buiten iedere dag van ’s-ochtends tot ’s-avonds drugs. Toen hij zich moest melden in de inrichting is hij gestopt met drugsgebruik. Klager begrijpt niet dat hij is gestraft voor drugsgebruik. Hij wijst erop dat hij eind maart 2014
onstekingsremmers gebruikte. Het is niet juist dat klager heeft gezegd dat hij “een hijs” heeft genomen. Klager heeft twee maanden op rood gezeten.
3. De beoordeling
In de strafoplegging van 4 april 2014 is opgenomen dat klager aan de directeur heeft toegegeven dat hij (soft)drugs heeft gebruikt. Hiervan is ook een handgeschreven aantekening gemaakt door de directeur die luidt: “hijs genomen - rood”. De
beroepscommissie heeft geen aanleiding deze verklaring van de directeur in twijfel te trekken. Het vorenstaande in combinatie met de uitslag van de urinecontrole van 487 op THC en het feit dat klager reeds 20 dagen in detentie zat, maakt voldoende
aannemelijk dat klager softdrugs heeft gebruikt in de inrichting. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat er grond was voor de beslissing van de directeur om klager een disciplinaire straf op te leggen en dat de opgelegde straf niet als
onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie beslist derhalve als volgt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 18 augustus 2014
secretaris voorzitter