nummer: 14/481/TB
betreft: [klager] datum: 25 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.P. Holthuis, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 7 maart 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juni 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.P. Holthuis, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie, en [...], hoofd behandeling van klager in FPC De Kijvelanden.
Als toehoorder was aanwezig mevrouw mr. E.W. Bevaart, werkzaam bij de Raad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: De Kijvelanden).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 4 oktober 2007 opgenomen in de Pompestichting. Bij brief van 26 november 2013 heeft de inrichting de
Staatssecretaris verzocht klager te herselecteren. De Staatssecretaris heeft op 7 maart 2014 beslist klager over te plaatsen naar De Kijvelanden. Deze overplaatsing is op
11 maart 2014 gerealiseerd.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is sprake van een onjuiste en onredelijke belangenafweging bij de bestreden beslissing en klager is als gevolg daarvan, in de aanloop naar een verlengingszitting, overgeplaatst naar De
Kijvelanden. De rechtbank Rotterdam heeft in het recente verleden meermalen overwogen dat de dwangverpleging op zo kort mogelijke termijn voorwaardelijk dient te worden beëindigd. Het drugsgebruik van klager mag hier niet aan in de weg staan. In haar
voorlaatste beslissing heeft de rechtbank geëist dat alle betrokken partijen met elkaar gaan overleggen om tot een gedegen plan van aanpak komen. Dit is ook gebeurd, maar helaas ontstond er ruis, waardoor de rechtbank alsnog heeft beslist de
dwangverpleging met één jaar te verlengen. Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn uitspraak van
14 november 2013 expliciet overwogen dat in de eerstvolgende periode moest worden toegewerkt naar een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en heeft de reclassering opgedragen een maatregelenrapportage op te stellen. Het
overplaatsingsverzoek is gedaan na de uitspraak van het hof. De reclassering noch klagers huidige hoofd behandeling in De Kijvelanden zijn gekend in klagers overplaatsing. Er was geen enkele reden klager nu over te plaatsen. Klager gebruikte al jaren
drugs. Daardoor was in de Pompestichting al langer sprake van een impasse in de behandeling. Het was een ‘status quo’, die de Pompestichting had moeten handhaven; vervolgens had klager volgens het geplande traject kunnen uitstromen naar een andere
voorziening. Een dringende noodzaak dat traject op stel en sprong te doorbreken door klager over te plaatsen ontbreekt. Deze overplaatsing naar een andere inrichting leidt tot een enorme vertraging in de behandeling en brengt de voorwaardelijke
beëindiging in gevaar. De Kijvelanden, die een eigen behandelverantwoordelijkheid heeft, wil klager eerst leren kennen en heeft laten weten eerst onbegeleide verloven opnieuw te willen opstarten alvorens positief kan worden geadviseerd over een
voorwaardelijke beëindiging. Daarbij komt dat klager in De Kijvelanden op een gesloten afdeling verblijft en niet, zoals hem was toegezegd, op een resocialisatieafdeling. Op deze wijze wordt het voor de verlengingsrechter moeilijk te beslissen tot
voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Op grond van het vorenstaande meent klager dat hij ten onrechte is overgeplaatst en dat hem, nu van terugplaatsing naar de Pompestichting geen sprake kan zijn, een redelijke tegemoetkoming dient te
worden toegekend.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. Deze overplaatsingsbeslissing is op goede gronden genomen. Uit het verzoek tot herselectie van 26 november 2013 blijkt dat klagers behandeling in de Pompestichting niet
het gewenste resultaat had opgeleverd. Klager blijkt niet drugsvrij te kunnen blijven en er bestaan vermoedens dat hij een rol speelt bij handel in drugs. De door de inrichting beoogde resocialisatie is, omdat klager herhaaldelijk de gemaakte afspraken
heeft overtreden, niet van de grond gekomen. In reactie hierop is zijn verlofmachtiging voor onbegeleide verloven ingetrokken. Klagers behandeling is door zijn drugsgebruik gestagneerd. Hij is ter herselectie aangeboden om de stagnatie in de
behandeling
niet langer te laten voortduren en hem een nieuwe behandelkans te bieden in een andere kliniek. Deze overplaatsing staat niet in de weg aan een onderzoek naar een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van klagers dwangverpleging, nu resocialisatie ook
vanuit De Kijvelanden vorm kan worden gegeven. De Kijvelanden is blijkens het herselectieverzoek betrokken geweest bij de gesprekken over voorwaardelijke beëindiging van klagers dwangverpleging. Als de verlengingsrechter beslist de dwangverpleging te
verlengen, dan moet klager worden behandeld. Overigens heeft het hof overwogen dat klager aan de verlengingsuitspraak niet de verwachting mag ontlenen dat de dwangverpleging na afloop van het jaar daadwerkelijk (voorwaardelijk) zal worden beëindigd.
Ter zitting heeft klagers hoofd behandeling in De Kijvelanden het volgende naar voren gebracht. De reclassering heeft laten weten alleen te zullen instemmen met een voorwaardelijke beëindiging als klager wordt opgenomen in een verslavingskliniek. De
verslavingskliniek heeft te kennen gegeven klager alleen te willen opnemen als duidelijk is hoe klager reageert op onbegeleid verlof. Zijn verlofmachtiging voor onbegeleid verlof was ingetrokken. Een nieuwe aanvraag voor een verlofmachtiging zal
binnenkort worden ingediend. Het is de vraag of klinisch nog veel valt te behalen. De kliniek is met klager in gesprek over wat hij na een voorwaardelijke beëindiging gaat doen, maar klager heeft daar geen enkel idee over.
4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen op basis van het verzoek van de Pompestichting tot herselectie van klager.
Uit het herselectieverzoek en uit de verlengingsadviezen van de Pompestichting van 19 maart 2013 en 21 februari 2014 komt onder meer het volgende naar voren. Klager verbleef vanaf 30 november 2012 op de resocialisatieafdeling van de Pompestichting met
het doel hem in geleidelijke fases te resocialiseren. Dit resocialisatietraject is echter ernstig gefrustreerd door het voortdurende gebruik van drugs door klager. Op 25 maart 2013 is klagers verlofmachtiging voor onbegeleide verloven ingetrokken.
In navolging van de voorlaatste verlengingsbeslissing van de rechtbank Rotterdam vonden gesprekken plaats tussen onder anderen klager, de Pompestichting, de reclassering en De Kijvelanden teneinde een plan op te stellen voor het geval wordt beslist tot
voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
Bij urinecontroles in de periode vanaf april 2013 scoorde klager regelmatig positief op het gebruik van softdrugs en soms ook op harddrugs. Daarop heeft de Pompestichting klager twee opties voorgehouden: ofwel het opnieuw vormgeven van de
resocialisatie
vanuit de Pompestichting ofwel aanmelding bij een andere kliniek om van daaruit de resocialisatie verder vorm te geven. Klager koos voor de eerste optie en zegde toe te zullen meewerken en te zullen stoppen met het gebruik van verdovende middelen, maar
scoorde desondanks in de daarop volgende maanden meermalen positief op het gebruik van harddrugs en kwam zijn afspraken niet na. Ook de aanpassing door de Pompestichting van haar drugsbeleid ten aanzien van klager – hij mocht wel positief scoren op
softdrugs maar niet op harddrugs – had niet het gewenst effect, omdat klager in januari 2014 wederom positief scoorde op het gebruik van harddrugs.
Uit het vorenstaande volgt dat de diverse pogingen van de Pompestichting met klager te komen tot een resocialisatietraject en een plan voor het geval klagers dwangverpleging voorwaardelijk zou worden beëindigd, zijn mislukt als gevolg van klagers
voortdurende en veelvuldige middelengebruik. Van de Pompestichting kon in redelijkheid niet worden verwacht wederom met klager een resocialisatietraject in te gaan. Bij die stand van zaken kan de beslissing van de Staatssecretaris klager over te
plaatsen naar De Kijvelanden teneinde vanuit die inrichting een nieuwe behandel- en resocialisatiepoging te ondernemen niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie heeft bij dit oordeel in aanmerking genomen dat De
Kijvelanden
eerder betrokken is geweest bij het opstellen van een plan voor het geval zou worden beslist tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en dat een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging mede vanuit De Kijvelanden zou
(kunnen) worden vormgegeven. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Het voorgaande laat onverlet, zo overweegt de beroepscommissie ten overvloede, dat klagers overplaatsing op een ongelukkig moment is gerealiseerd. Immers, overplaatsing naar De Kijvelanden heeft het geplande traject richting De Blink doorkruist en
heeft
geleid tot vertraging van het resocialisatietraject, dit terwijl het hof Arnhem-Leeuwarden in zijn uitspraak van 14 november 2013 heeft overwogen dat moet worden toegewerkt naar een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Het is dan ook
begrijpelijk dat klager zich gefrustreerd voelt door die overplaatsing. Dit brengt echter niet mee dat het beroep gegrond moet worden verklaard, mede in aanmerking genomen dat klagers behandeling en resocialisatietraject in de Pompestichting waren
gestagneerd en de machtiging voor onbegeleide verloven was ingetrokken, terwijl klager aan de uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden geen aanspraak kan ontlenen dat de dwangverpleging na een jaar (voorwaardelijk) zou worden beëindigd.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en prof. Dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 25 juli 2014
secretaris voorzitter