Nummer: 14/1510/GB
Betreft: [klager] datum: 21 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.J.B. Rijser, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 29 april 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 24 september 2013 gedetineerd. Hij verbleef in huis van bewaring Locatie Zwaag te Hoorn. Op 16 april 2014 is hij geplaatst in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, een normaal beveiligde inrichting waar een regime van beperkte
gemeenschap geldt.
Inmiddels is klager op 22 mei 2014 naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad overgeplaatst. Eveneens een inrichting met een normaal beveiligingsniveau en een beperkte gemeenschap. Deze overplaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep
nog niet gerealiseerd.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager had verzocht om plaatsing in de locatie Westlinge te Heerhugowaard, omdat daar een meer open regime geldt met mogelijkheden tot verlof. De bestreden beslissing is gefundeerd op het recidiverisico en dat risico is onderbouwd door adviezen van de
advocaat-generaal, de wijkagent en reclasseringsadvies. De adviezen worden klager onthouden, maar hier wordt inhoudelijk het volgende over vermeld. De advocaat-generaal heeft negatief geadviseerd gelet op de “veelheid van de feiten” meer in het
bijzonder de overtreding van de Opiumwet, hetgeen zou duiden op voorbereiding van de bereiding van hard drugs. Echter, de rechtbank heeft overwogen dat de omstandigheden er niet op duiden dat klager zichzelf recent heeft ingelaten met (de
vervaardiging)
van cocaïne. De wijkagent heeft eveneens negatief geadviseerd gelet op de hoeveelheid delicten en het feit dat het verblijf van klager bij zijn vriendin niet reëel zou zijn. Dit laatste is onbegrijpelijk omdat de relatie stabiel is en klager voor zijn
detentie de meeste tijd bij haar verbleef. Klager veronderstelt dat het reclasseringsadvies is gebaseerd op de vorenstaande adviezen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voor de selectiebeslissing zijn adviezen ingewonnen van de politie, advocaat-generaal en de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.). Alle gegeven adviezen zijn negatief. De politie acht het onverantwoordelijk om klager vrijheden te verlenen.
Klager houdt zich veelvuldig bezig met diefstallen en is daar meerdere keren voor veroordeeld. Tevens is klager nog onderwerp in een onderzoek dat nog loopt. Het advies is afkomstig van de politie en daar wordt het politiesysteem geraadpleegd. Het
openbaar ministerie heeft eveneens negatief geadviseerd op basis van het recidiverisico en daarmee gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde. In het verleden is klager veelvuldig veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke feiten en dit
heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Uit de integrale conclusie van de reclassering blijkt dat de inschatting van het recidiverisico hoog is. Klager lijkt zijn delict gedrag te bagatelliseren en neemt weinig
verantwoording voor zijn handelen. Op basis van vorenstaande adviezen is besloten om op dit moment van de detentie nog niet over te gaan tot plaatsing in een inrichting met meer vrijheden. Er is een zorgvuldige beslissing genomen conform het wettelijk
kader.
4. De beoordeling
4.1. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau worden geplaatst.
4.2. De gevangenis van de locatie Zuyder Bos is een normaal beveiligde inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap.
4.3. Uit het beroepschrift volgt dat klager in een inrichting geplaatst wil worden met meer vrijheden en de mogelijkheid tot verlof, een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing van gedetineerden komen voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, die een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, die beschikken
over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd.
4.4. De selectiefunctionaris heeft onder meer de taak om gedetineerden te plaatsen in een voor hen geschikte inrichting zodat de tenuitvoerlegging van de detentie ongestoord kan verlopen. De op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing
van
de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat – gelet op de
inhoud van de opgevraagde adviezen – sprake is van meer dan een beperkt maatschappelijk risico. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 21 juli 2014
secretaris voorzitter