Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1393/GB, 28 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:28-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/1393/GB

Betreft: [klager] datum: 28 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 maart 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 25 september 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager wil graag worden overgeplaatst naar de p.i. Alphen aan den Rijn. In Krimpen aan den IJssel wordt hij bedreigd en afgeperst door medegedetineerden die bevriend zijn met, dan wel zelf familie zijn van het slachtoffer van het misdrijf waarvoor
klager wordt vervolgd. Klager wordt regelmatig met de dood bedreigd en afgeperst. Klager heeft een en ander meerdere malen verteld aan het afdelingspersoneel, zijn mentor en de directeur. Klager krijgt dan te horen dat men er, behalve een oogje in het
zeil te zullen houden, niet veel aan kan doen. Dat lost voor klager niets op omdat hij steeds gepakt wordt in de recreatieruimte of in zijn cel, waar geen cameratoezicht is terwijl ook het personeel daar geen direct toezicht op heeft. Klager wil daarom
graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Alphen aan den Rijn. Als aanvullende reden voor die overplaatsing geldt dat klager afkomstig is uit Den Haag en dat zijn moeder daar nog woont. Gelet op de reisafstand van Den Haag naar Krimpen
aan den IJssel is het voor klagers moeder eenvoudiger om haar zoon te bezoeken in Alphen aan den Rijn. Klager zal na zijn detentie terugkeren naar Den Haag. In het kader van nog te verlenen verloven verdient een detentie in de omgeving van Den Haag
daarom de voorkeur.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft eerder om overplaatsing naar de p.i. Alphen aan den Rijn verzocht. Op deze overplaatsingsverzoeken is steeds negatief beslist omdat klager indertijd zelf heeft gekozen voor plaatsing in een inrichting in de regio Rotterdam. Klager krijgt
momenteel regelmatig bezoek zonder toezicht en er is geen medische reden om zijn verzoek te honoreren. Bij het thans aan de orde zijnde verzoek heeft klager de reden daarvoor niet duidelijk kunnen maken. Om die reden is dat verzoek afgewezen. In beroep
voert klager als reden aan dat hij in Krimpen aan den IJssel zou worden bedreigd en afgeperst en dat enkele gedetineerden hem met de dood zouden bedreigen. Door de selectiefunctionaris zijn nadere inlichtingen ingewonnen bij de inrichting maar daar
bleek niet van signalen over problemen van klager met lotgenoten. Wel werd vermeld dat klager veel disciplinaire straffen heeft opgelopen en verslagen aangezegd heeft gekregen. Hij vertoont zogenaamd ‘rood’ gedrag en verblijft dan ook in het
basisprogramma. De selectiefunctionaris is van mening dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

4. De beoordeling
Klager heeft om overplaatsing verzocht in verband met betere bezoekmogelijkheden voor zijn vriendin die in Alphen aan den Rijn woonachtig zou zijn en geen geld heeft voor de reiskosten naar Krimpen aan den IJssel. In beroep heeft klager als reden voor
een overplaatsing aangegeven dat hij (met de dood) zou worden bedreigd en zou worden afgeperst.
Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris, waaronder begrepen het selectieadvies van de p.i. Krimpen aan den IJssel komt naar voren dat klager bijna wekelijks bezoek ontvangt en ook bezoek zonder toezicht ontvangt van zijn vriendin. Daarnaast is
het inrichtingspersoneel niet bekend met eventuele bedreigingen of afpersingspogingen ten aanzien van klager. Gelet daarop is hetgeen door klager in zijn beroepschrift als reden voor een overplaatsing wordt aangevoerd – bij gebreke van een nadere
feitelijke onderbouwing – onvoldoende aannemelijk geworden terwijl de noodzaak voor overplaatsing in verband met bezoekmogelijkheden eveneens onvoldoende aannemelijk is geworden. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 juli 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven