nummer: 14/1695/GM
betreft: [klager] datum: 4 augustus 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 mei 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.H. van Keulen. De inrichtingsarts verbonden aan het PBC heeft
schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 14 april 2014, betreft het feit dat aan klager teveel fysiotherapie behandelingen zijn aangeboden, waardoor slechts een beperkt aantal van de toegestane aantal
behandelingen over bleef.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Tijdens klagers verblijf in het PBC ontving klager twee fysiotherapiebehandelingen per week in plaats van eenmaal per week. Hierdoor had klager na zijn terugkeer naar de locatie De Karelskamp maar een
beperkt aantal behandelingen over. Voor klagers detentie had klager wel klachten, maar kreeg hiervoor geen behandeling. Klager wordt na zijn terugkeer uit het PBC tweewekelijks opgeroepen door de fysiotherapeut voor controle en om alles los te maken.
Klager krijgt ook oefeningen. Klager is voor zijn klachten nooit bij een specialist geweest. Ook zijn er nimmer foto’s gemaakt. Klager wil alsnog de extra behandelingen die hij in het PBC teveel heeft gekregen.
De inrichtingsarts heeft zijn standpunt niet toegelicht.
3. De beoordeling
Klager stelt onweersproken dat hij in het PBC teveel fysiotherapie behandelingen heeft ontvangen. Uit de stukken is niet duidelijk te herleiden wat de oorzaak hiervan is. Enerzijds is uit de stukken af te leiden dat het PBC onvoldoende acht heeft
geslagen op het aantal behandelingen. Anderzijds wordt in het klachtformulier gesuggereerd dat er geen of onvolledige overdracht van de medische dienst van De Karelskamp naar het PBC heeft plaatsgevonden. Ter zitting van de beroepscommissie is
duidelijk
geworden dat klager na zijn terugkeer naar de locatie De Karelskamp nog steeds fysiotherapie ontvangt. Hij wordt tweewekelijks opgeroepen en ontvangt ook een behandeling. Gesteld noch gebleken is dat klager meer fysiotherapie nodig heeft. Klager heeft
derhalve geen nadeel ondervonden door het in het PBC teveel ontvangen van fysiotherapie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, prof. Dr. W.J. Schudel en J.G.J. de Boer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 4 augustus 2014
secretaris voorzitter