Nummer: 14/1552/GB
Betreft: [klager] datum: 31 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 6 mei 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.L.J. Janssen, op 30 juni 2014 door de voorzitter van de beroepscommissie gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het huis van bewaring van de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (bpg) van de locatie De Schie te Rotterdam ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is op 18 maart 2014 vanuit Justitiële Inrichtingen Caribisch Nederland (JICN) Bonaire als preventief gehechte overgebracht naar het huis van bewaring van de locatie De Schie. Op 24 maart 2014 is klager geselecteerd voor de bpg van de
locatie De Schie, een inrichting met een uitgebreid beveiligingsniveau en een individueel regime. Op 2 juli 2014 is klager geselecteerd voor het huis van bewaring van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere, een normaal beveiligde inrichting met een
regime van beperkte gemeenschap.
2.2. Bij uitspraak van 3 juli 2014, met nummer S-2014-000191, van de beklagcommissie bij de locatie De Schie, is klagers beklag betreffende een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van zeven dagen wegens fysieke agressie
jegens een medegedetineerde op 18 maart 2014 ongegrond verklaard. Klager is in beroep gekomen tegen deze uitspraak.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is – zakelijk weergegeven - het beroep als volgt toegelicht. Na klagers overbrenging vanuit Bonaire naar het h.v.b. van de locatie De Schie kwam klager een medegedetineerde tegen die hem in februari 2010 op Curaçao ernstig
heeft mishandeld. Klager schrok en kon geen kant op. Hij kon niet teruglopen naar zijn cel. Hij pakte de mop op en de betreffende medegedetineerde deed een paar stappen terug. Klager ontkent de mop te hebben gegooid. Hij liet deze op de grond vallen.
Klager wil de camerabeelden die van het voorval zijn gemaakt, bekijken. De stukken geven onvoldoende aanleiding om klager op een bpg-afdeling te plaatsen. Een vermeend onderzoeksbelang in de strafzaak van klager kan geen grond vormen voor de plaatsing.
In augustus 2014 vindt in de strafzaak van klager een regiezitting plaats. Recent is een nieuw selectieadvies door de inrichting opgesteld. De directeur adviseert klager over te plaatsen naar een normaal beveiligde inrichting. Hij toont goed gedrag op
de bpg-afdeling. Klager wil voor elke dag dat hij onterecht op de bpg-afdeling zit een tegemoetkoming.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is vanuit Bonaire overgebracht naar de locatie De Schie. Klager is preventief gehecht op verdenking van een dubbele moord. Kort na zijn plaatsing in De Schie is
klager betrokken bij een incident, waarbij klager de betreffende medegedetineerde heeft aangevallen. Voor plaatsing op een bpg-afdeling is niet vereist dat een gedetineerde is afgestraft. De bpg-afdeling van de locatie De Schie heeft een dubbele
bestemming van zowel huis van bewaring als gevangenis. Klager komt uit een individueel regime. Een overplaatsing naar Nederland was noodzakelijk met het oog op het handhaven van de orde en veiligheid binnen de JICN, in relatie tot zowel
medegedetineerden als eigen personeel. Klager is eerder tot 2013 in Nederland gedetineerd geweest. Ook toen was er sprake van een hoog beheersrisico.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van het vonnis in eerste aanleg, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Een preventief gehechte, die nog niet in eerste aanleg is veroordeeld, dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime
kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of
beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
4.3. De selectiefunctionaris is voor zijn beslissing tot plaatsing van klager op de bpg-afdeling van de locatie De Schie afgegaan op het selectieadvies van de directeur van de locatie De Schie van 21 maart 2014. Uit dit selectiefunctionaris komt
naar
voren dat klager gedurende zijn detentie op Bonaire werd onderworpen aan een streng individueel regime. Klager werd op Bonaire 24 uur per dag bewaakt door twee personeelsleden van het interne bijstandsteam. Volgens het OM is bekend dat klager zint op
wraak en tegen een ieder die jegens hem belastend heeft verklaard, dan wel gaat verklaren, doodsbedreigingen uit. Klager wordt in staat geacht deze bedreigingen uit te voeren, al dan niet via stromannen/derden. De beroepscommissie is van oordeel dat de
selectiefunctionaris reeds op grond van het vorenstaande destijds in redelijkheid heeft kunnen besluiten klager te plaatsen in een individueel regime. De selectiefunctionaris heeft tevens het incident van 18 maart 2014 kunnen opvatten als een
bevestiging van het beeld dat klager een beheersrisico vormde. De omstandigheid dat klager inmiddels vanwege zijn goede gedrag op de bpg-afdeling is geselecteerd voor een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, betekent niet dat de
beslissing van de selectiefunctionaris in retrospectief onjuist is geweest. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 31 juli 2014
secretaris voorzitter