Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1813/GB, 30 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/1813/GB

Betreft: [klager] datum: 30 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 mei 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 29 mei 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het klopt niet dat klager bij herhaling positief heeft gescoord bij urinecontroles. Hij heeft gedurende de laatste drie maanden één keer een positieve score gehad bij een
urinecontrole, maar bij het bevestigingsonderzoek zijn toen fouten gemaakt. Klager heeft tegen de opgelegde disciplinaire straf beklag ingediend. De selectiefunctionaris heeft de positieve score echter toch gebruikt ter onderbouwing van de afwijzende
beslissing. Verder is op 4 januari 2014 bij klager een stukje hasj aangetroffen. Als gevolg hiervan is zijn verlof met 30 uur ingekort en uiteindelijk is het verlof ingetrokken. Klager heeft tegen deze beslissing beklag ingediend. De directeur heeft
echter besloten klager niet te laten degraderen, omdat klager goed bezig is. Hij heeft in de inrichting de cursus “Kies voor Verandering” en de leefstijltraining afgerond en hij heeft meegewerkt aan een confrontatie met de slachtoffers. Het
multidisciplinair overleg, de verlofcommissie, de reclassering en het Openbaar Ministerie hebben positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Klager wil graag op een goede manier terugkeren in de maatschappij.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Uit het selectieadvies blijkt dat klager op 6 januari 2014 disciplinair is gestraft in verband met de vondst van contrabande op cel.
Op
11 januari 2014 is aan klager een disciplinaire straf opgelegd van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel in verband met een positieve score op THC bij een urinecontrole. Voorts is klager op 1 april 2014 disciplinair
gestraft met drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel wegens het in bezit hebben van contrabande. Op 27 april 2014 is aan klager wederom een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een
strafcel opgelegd wegens een positieve score bij een bevestigingsonderzoek van een maand daarvoor. Hierbij is door de directeur vermeld dat één ander geen verdere gevolgen voor klagers faseringsaanvragen en verdere vrijheden zal hebben. Dit laatste is
volgens de selectiefunctionaris echter niet aan de inrichting, maar aan de selectiefunctionaris. Nu uit de informatie van de inrichting blijkt dat klager tweemaal binnen drie maanden disciplinair is gestraft wegens de vondst van contrabande op zijn cel
die met drugsgebruik te maken hadden en hij bovendien in genoemde periode positief heeft gescoord bij een urinecontrole, is het verzoek, conform het Drugsontmoedigingsbeleid, afgewezen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd.

4.2. Uit de stukken volgt dat aan klager op 27 april 2014 een disciplinaire straf is opgelegd wegens een positieve score naar aanleiding van een bevestigingsonderzoek, welke een maand later pas is opgedoken. Het is niet duidelijk wat de score op
Cannabis is. Wel bevestigd is dat er cannabinoïden in de urine zaten. Vermeld is dat dit geen verdere gevolgen heeft voor klagers faseringsaanvraag en vrijheden. Onder deze omstandigheden kan voormelde uitslag naar het oordeel van de beroepscommissie
niet aan detentiefasering in de weg staan. Mede gelet op het Drugsontmoedigingsbeleid waarin is vermeld dat de gedetineerde pas bij de derde maal softdrugsgebruik binnen een periode van drie maanden wordt uitgesloten van detentiefasering, is de
beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard, de bestreden beslissing zal worden vernietigd en de selectiefunctionaris zal worden
opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 30 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven