Nummer: 14/2682/GB
Betreft: [klaagster] datum: 7 augustus 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 22 juli 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de oproep zich op 11 augustus 2014 te melden in de gevangenis van de locatie Nieuwersluis te Loenen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Op 11 juli 2014 is klaagster opgeroepen zich op 11 augustus 2014 te melden in de gevangenis van de locatie Nieuwersluis voor het ondergaan van 25 dagen gevangenisstraf. Op 21 juli 2014 heeft klaagster hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 22
juli 2014 ongegrond is verklaard.
3. De standpunten
3.1. Klaagster heeft het beroep als volgt toegelicht. Klaagster betwist dat het niet aanwezig zijn van opvang voor haar dochter, tijdens de tenuitvoerlegging van de aan klaagster opgelegde gevangenisstraf, niet belangrijk genoeg is. Klaagster is van
mening dat het advies van de selectiefunctionaris om voor opvang van haar dochter Bureau Jeugdzorg in te schakelen belachelijk is. Klaagster stelt dat haar kind uit huis geplaatst zal worden wanneer zij Bureau Jeugdzorg inschakelt. Klaagsters dochter
zit op school in Tunesië waar zij samen met klaagster acht maanden per jaar verblijft. Het schooljaar begint weer in september 2014. In overleg met school en klaagsters ouders is er een passende oplossing gevonden wanneer klaagster zich op 29 november
2014 mag melden. Klaagster stelt dat zij met het insturen van de verklaring dat zij gevolg zal geven aan een oproep zich te melden voor het ondergaan van de aan haar opgelegde gevangenisstraf zich niet bewust was dat zij zich op 11 augustus 2014 zou
moeten melden. Klaagster had de indruk dat een melddatum in overleg zou kunnen worden bepaald. Klaagster stelt de voornoemde verklaring te hebben ingestuurd voor de melddatum omdat zij wilde aangeven dat zij meewerkt. Dat betekent niet dat zij het er
mee eens is. Klaagster wil ook graag uitstel zodat zij het ingediende gratieverzoek kan afwachten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klaagster kan voor de opvang van haar dochter een beroep doen op het Bureau Jeugdzorg of het Centrum voor Jeugd en Gezin. Klaagster heeft geen stukken overgelegd
waaruit
blijkt dat zij samen met haar dochter acht maanden per jaar in Tunesië verblijft. Klaagster had sinds zij schriftelijk verklaard had gevolg te zullen geven aan een oproep zich te melden voor het ondergaan van de gevangenisstraf met de
selectiefunctionaris in contact kunnen treden gericht op de mogelijkheid van eerdere tenuitvoerlegging. Dit met als doel een afgeronde tenuitvoerlegging voor haar vertrek naar het buitenland.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Nieuwersluis is een gevangenis voor vrouwen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klaagster, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Klaagster heeft op 23 juni 2014 schriftelijk verklaard gevolg te zullen geven aan een oproep om zich te melden voor het ondergaan van de gevangenisstraf en was derhalve reeds vanaf dat moment bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging.
De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat klaagster voldoende gelegenheid heeft gehad om te anticiperen op de aankomende detentie. Hetgeen klaagster heeft aangevoerd omtrent de opvang en schoolsituatie van haar dochter is onvoldoende feitelijk
onderbouwd om tot een ander oordeel te kunnen leiden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
14/2682/GB
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 7 augustus 2014
secretaris voorzitter