Nummer : 14/1447/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 1 mei 2014
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 25 april 2014, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van zeven dagen, ingaande op 25 april 2014 om 15.30 uur en eindigende op 2 mei 2014 om 15.30 uur, alsmede intrekking van het eerstvolgende
verlof. Een en ander wegens het (ook na een herhalingsonderzoek) hebben van een positieve score op gebruik van THC (derde positieve urinecontrole binnen een periode van drie maanden).
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 25 april 2014, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 30 april 2014. Verzoekers raadsman, mr. G.V. van der Bom, heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om
een nadere reactie te geven op het door verzoeker ingediende schorsingsverzoek.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Verzoeker stelt in het schorsingsverzoek dat genoemde disciplinaire straf onterecht is opgelegd omdat een herhalingsonderzoek is uitgevoerd zonder dat verzoeker door ondertekening van het aanvraagformulier daarvoor toestemming had gegeven. Daarom,
aldus
verzoeker, is sprake van een “ongeldig” herhalingsonderzoek. Volgens de directeur zou verzoeker aan het personeel hebben aangegeven een herhalingsonderzoek te willen doen uitvoeren maar ontbreekt door een interne fout zijn handtekening op het formulier
“Aanvraag voor herhalings- en bevestigingstesten”. De directeur heeft aangegeven dat nu verzoeker niet heeft getekend voor het herhalingsonderzoek, hij niet gesanctioneerd mocht worden naar aanleiding van de uitslag van het herhalingsonderzoek, maar
wel
voor de uitslag van de eerste urinecontrole. Wat er ook zij van dit laatste, uit de inlichtingen van de directeur wordt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat verzoeker in de p.i. Nieuwegein driemaal in een periode
van drie maanden positief heeft gescoord bij een urinecontrole. Dat er een herhalingsonderzoek is uitgevoerd zonder dat verzoeker op het aanvraagformulier voor dat herhalingsonderzoek zijn handtekening heeft geplaatst doet daaraan - naar het voorlopig
oordeel van de voorzitter - niet af. Daarbij overweegt de voorzitter nog dat verzoeker niet heeft gesteld dat bij de afname van de urinemonsters niet de in de artikel 3 van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen voorgeschreven procedure
in
acht is genomen en heeft verzoeker de mogelijkheid om een bevestigingsonderzoek te doen verrichten onbenut gelaten. Gelet daarop kon de directeur – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid de onderhavige beslissing
nemen.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 1 mei 2014.
secretaris voorzitter