Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1204/TB, 24 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1204TB

betreft: [klager] datum: 24 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Bosma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 3 april 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juli 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is gehoord namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager en zijn raadsman mr. R. Bosma hebben geen gebruikgemaakt van de gelegenheid ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde
longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 6 september 1991 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van 19 februari
1992
geplaatst in FPC Veldzicht te Balkbrug en daarna tweemaal overgeplaatst naar een andere tbs-inrichting. Bij beslissing van 4 november 2005 is hij geplaatst in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht.
Het hoofd van FPC Veldzicht heeft op 15 juli 2013 te kennen gegeven geen mogelijkheden voor behandeling te zien en geadviseerd klagers verblijf in een longstayvoorziening te continueren. Bij beslissing van 17 september 2013 is klager overgeplaatst naar
de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland. Klager heeft geen beroep ingediend tegen deze beslissing tot overplaatsing.
De Pompestichting heeft op 21 januari 2014 geadviseerd klagers longstaystatus niet op te heffen.
Vervolgens is klager op 27 februari 2014 door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) gezien en is op die datum door de LAP geconcludeerd dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is.
De Staatssecretaris heeft op 3 april 2014 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers longstaystatus dient te worden beëindigd. Klager is 43 jaar en meer dan de helft van zijn leven tbs-gesteld. Hij wil niet graag de rest van zijn leven in een longstayvoorziening doorbrengen. Wil het nog eens tot behandeling komen, dan moet daar
nu een begin mee worden gemaakt. Klager weet dat dit niet gemakkelijk zal zijn, maar wil zich hiervoor zo goed mogelijk inzetten. Hij heeft zijn wens tot behandeling al in mei 2013 kenbaar gemaakt aan een sociotherapeut, maar hier is niet op
gereageerd.
Hij wil, als hij niet in FPC Veldzicht behandeld kan worden, het liefst naar een kliniek in Almere of Lelystad worden overgeplaatst.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Gelet op adviezen in de pro justitia rapportages en de adviezen van de Pompestichting en de LAP, is de beslissing tot voortzetting van klagers plaatsing in longstayvoorziening gerechtvaardigd. Dat klager nu stelt dat hij zich wel voor behandeling wil
inzetten, is niet voldoende om anders te beslissen. Klager is blijvend delictgevaarlijk. FPC Veldzicht krijgt een andere bestemming; de longstayafdeling wordt opgeheven
Indien de Pompestichting van mening is dat klager naar een longcarevoorziening zou kunnen worden overgeplaatst dan zal de inrichting hiertoe een verzoek indienen en de Staatssecretaris zal het verzoek beoordelen.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de pro justitia rapporten van 15 september 2013 van psycholoog K. en van 18 december 2013 van psychiater O. komt naar voren dat er geen sprake meer is van behandelmogelijkheid in verband met de ernst van klagers ziektebeeld en dat er thans geen
aanknopingspunten zijn voor hervatting van klagers behandeling. Door de psychiater is aanbevolen te streven naar een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven en is gesteld dat plaatsing in een longcarevoorziening op langere termijn niet uitgesloten is.
In zijn advies van 21 januari 2014 onderschrijft FPC de Pompestichting de conclusies in de pro justitia rapporten. De inrichting zal, wanneer er mogelijkheden voor verblijf elders worden gezien, de suggestie van de psychiater tot uitplaatsing naar een
longcarevoorziening op langere termijn nader onderzoeken.
De LAP heeft in haar advies van 27 februari 2014 geadviseerd klagers longstaystatus voort te zetten. Zij ziet geen mogelijkheid voor uitstroom naar de GGZ. De LAP heeft in overweging gegeven in de komende periode onderzoek te doen naar de mogelijkheden
voor verlaging van het niveau van beveiliging.

Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn er geen redenen klager
(tijdelijk) over te plaatsen naar een behandelinrichting voor observatie c.q. het opstarten van een behandelpoging en door of namens klager zijn geen omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie gaat ervan uit dat de Pompestichting de vinger aan de pols zal houden voor wat betreft een mogelijke uitstroom van klager naar een longcarevoorziening of een eventuele andere voorziening.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en prof. dr. P.H. van der Laan, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 juli 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven