Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2119/GV, 22 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2119/GV

betreft: [klager] datum: 22 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 juni 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, mr. A.W. Syrier, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft van de beklagcommissie begrepen dat enkel gesanctioneerde urinecontroles ten grondslag kunnen liggen aan een beslissing tot afwijzing van verlof. Het is niet juist dat klager vier keer in drie
maanden positief gescoord heeft op een urinecontrole. Het is wel juist dat klager op 11 januari 2014 en 14 april 2014 gesanctioneerd is. De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein heeft klager medegedeeld dat dertig uur van de
zestig uur van zijn verlof zouden worden ingetrokken. Verzocht wordt om alle urinecontroles die niet gesanctioneerd zijn uit het systeem te halen, om klager een schadevergoeding van € 100,= toe te kennen en om voor elke keer dat klager hetzelfde
overkomt een dwangsom van € 100,= op te leggen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De afwijzende beslissing is gebaseerd op het drugsontmoedigingsbeleid. Uit het advies vrijheden blijkt dat klager een probleem heeft met drugsgebruik en dat hij op 6 januari
2014, 11 februari 2014, 24 februari 2014 en 4 april 2014 positief heeft gescoord bij urinecontroles. Klager heeft drie keer positief gescoord binnen twee maanden. Eén van deze drie positieve uitslagen is niet gesanctioneerd. De regel dat enkel
gesanctioneerde urinecontroles ten grondslag mogen liggen aan de beslissing tot afwijzing van verlof, is de Staatssecretaris niet bekend. Niettemin is klager binnen drie maanden twee keer gesanctioneerd voor zijn positieve scores. Klager voldoet
derhalve niet aan de criteria om met verlof te mogen gaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft positief geadviseerd voor wat betreft de verlofverlening, voor de duur van dertig uur.
De politie heeft geen bezwaar tegen het verlof en het opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal. Tegen het arrest van het gerechtshof heeft klager cassatie ingesteld. De fictieve einddatum van zijn detentie is bepaald op 9
maart
2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit het advies vrijheden van 26 mei 2014 volgt dat klager meermalen bij urinecontroles, waaronder die van 6 januari 2014, 11 februari 2014, 24 februari 2014 en 4 april 2014, positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs. De beroepscommissie is,
in aanmerking genomen het ‘Drugsontmoedigingsbeleid in penitentiaire inrichtingen’ – waaruit volgt dat het eerstvolgende verlof van een gedetineerde die voor de tweede keer in een periode van drie maanden softdrugs heeft gebruikt, wordt ingetrokken dan
wel afgewezen – , van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Het feit dat klager niet naar aanleiding van de positieve urinecontrole van
24
februari 2014 is gesanctioneerd, kan aan het vorenstaande niet afdoen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van M. van Eijk, secretaris, op 22 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven