Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1021/GA, 15 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1021/GA

betreft: [klager] datum: 15 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 februari 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 juli 2014, gehouden in de locatie De Karelskamp te Almelo is [...], juridisch medewerker bij de p.i. Lelystad, gehoord.
Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft op 7 juli 2014 schriftelijk bericht dat zij en klager niet ter zitting zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft a. het niet opstellen van een reclasseringsrapport met interventies en b. de afmelding van klager voor deelname aan het traject in het kader van Terugdringen Recidive (TR).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a. en heeft het beklag onder b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is van mening dat hij ten onrechte niet kan deelnemen aan een TR-traject. Hij vindt dat hij wel voldoende medewerking
heeft verleend aan TR, alsmede aan het laten opmaken van een reclasseringsadvies. Nu de reclassering thans geen interventies ten aanzien van klager heeft geïndiceerd, vindt klager dat hij ongelijk wordt behandeld. Het lijkt immers standaard om, ondanks
dat een verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht, te komen tot een volwaardig reclasseringsadvies. Dit was ten aanzien van klager in 2012 ook het geval. Toen heeft de reclassering wel, zonder dat klager openheid van zaken had gegeven, een
reclasseringsadvies uitgebracht. Dit is eveneens het geval bij verschillende medegedetineerden van klager. Klager heeft nooit willen aftekenen voor deelname aan het TR-traject. Hij vindt dat de directeur zich meer had dienen in te spannen ten einde hem
in staat te stellen te blijven deelnemen aan het TR-traject.

Namens de directeur is beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht over het reclasseringsadvies. Het reclasseringsadvies valt onder
de verantwoordelijkheid van de reclassering. Voor zover de klacht ziet op klagers deelname aan het TR-traject voert de directeur aan dat klager aanvankelijk was toegelaten tot het TR-traject. Hij moest hiervoor een motivatiebrief schrijven, hetgeen hij
heeft gedaan. In principe wordt iedereen die gemotiveerd is, toegelaten. Vervolgens is de reclassering bij klager langsgekomen. Klager wilde echter geen openheid van zaken geven. Niet ten aanzien van het delict, maar ook niet over zijn delictverleden
en
zijn persoonlijke situatie. Aangezien klager totaal niet wilde meewerken, kon geen enkele interventie worden geïndiceerd. De directeur zag geen reden om af te wijken van het reclasseringsadvies. Het is echter niet zo dat indien een gedetineerde het
delict ontkent er nooit interventies kunnen worden uitgevoerd. Het kan zo zijn dat een gedetineerde het delict ontkent, maar bijvoorbeeld wel over bepaalde problemen wil praten, waardoor toch interventies kunnen worden geïndiceerd. Bij het opstellen
van
het reclasseringsadvies in 2012 was klagers houding hetzelfde. De reclassering heeft toen echter toch interventies in het kader van TR geïndiceerd, omdat het vorige advies dateerde van zes à zeven jaar eerder en er gedurende het gesprek veel signalen
naar voren kwamen dat er iets mis was met klager.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van het beklag onder a. is aangevoerd kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie dat de enkele omstandigheid dat een gedetineerde zich beroept op zijn strafrechtelijk zwijgrecht geen reden kan zijn om de deelname van die gedetineerde aan een TR-traject te weigeren of
te beëindigen. Het Wetboek van Strafvordering bepaalt immers in artikel 29 onder meer dat een verdachte niet verplicht is tot antwoorden. Dat artikel houdt voorts een zogenaamd pressieverbod in, hetgeen betekent dat geen ongeoorloofde lichamelijke of
psychische druk mag worden uitgeoefend op een verdachte om hem tot handelen te dwingen. Daarentegen kan van een gedetineerde wel worden verlangd dat hij meewerkt aan onderzoeken en overige instrumenten van TR, die betrekking hebben op (alle) andere
terreinen dan zijn strafzaak. Van de gedetineerde mag worden verwacht dat hij op die terreinen een dusdanige openheid van zaken geeft dat duidelijk wordt op welke manier de kans op recidive kan worden teruggedrongen. Nu naar het oordeel van de
beroepscommissie voldoende aannemelijk is geworden dat klager ook op andere terreinen, los van het delict, onvoldoende openheid van zaken wenste te geven - hetgeen er toe heeft geleid dat de reclassering geen interventies heeft geïndiceerd - kon de
directeur in redelijkheid beslissen tot afmelding van klager voor deelname aan het TR-traject. Het beroep ten aanzien van b. zal derhalve eveneens ongegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 15 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven