nummer: 14/1162/GA
betreft: [klager] datum: 4 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,
gericht tegen een uitspraak van 31 maart 2014 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juni 2014, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Alphen aan den Rijn, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens betrokkenheid bij een handgemeen op de afdeling waarbij is geconstateerd dat over en weer is geslagen.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 50,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager en zijn celgenoot hebben tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Beiden verklaarden dat de ander werd aangevallen. De
derde betrokkene bij het handgemeen verklaarde dat hij was aangevallen en zich moest verdedigen. In het schriftelijke verslag is vermeld dat is geconstateerd dat over en weer is geslagen. Deze constatering in combinatie met de tegenstrijdige
verklaringen maakte voldoende aannemelijk dat alle drie de betrokkenen geslagen hebben dan wel bij het handgemeen waren betrokken. De beklagcommissie heeft geoordeeld dat zowel klager als zijn celgenoot ten onrechte disciplinair zijn gestraft. Dit zou
betekenen dat de derde betrokkene schuldig zou zijn. Aangezien de derde betrokkene geen beklag heeft ingediend heeft de beklagcommissie hier geen uitspraak over gedaan. Omdat het bericht dat klager en zijn celgenoot beklag hadden ingediend, de
directeur
pas later bereikte, is klager na afloop de disciplinaire straf weer bij zijn celgenoot op cel geplaatst, zodat zij hun verklaringen op elkaar hebben kunnen afstemmen. Bovendien heeft de beklagcommissie eerder uitspraak gedaan op het beklag van de
celgenoot dan op het beklag van klager, zodat klager en zijn celgenoot opnieuw de mogelijkheid hadden hun verklaringen af te stemmen.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Aan klager is een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel opgelegd, wegens betrokkenheid bij een handgemeen. Uit het naar aanleiding van het incident opgemaakte schriftelijke verslag volgt onder meer dat klager en zijn celgenoot
op
de bovenvloer in een handgemeen verwikkeld waren met gedetineerde S. Er werden over en weer klappen uitgedeeld.
Nu door het personeel is geconstateerd dat door alle drie de betrokkenen bij het handgemeen, waaronder klager, over en weer klappen zijn uitgedeeld, alle drie de betrokkenen tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd en klager niet heeft verklaard dat
hij handelde uit zelfverdediging, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om aan klager een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel op te leggen wegens zijn betrokkenheid bij het handgemeen, niet als
onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd. Het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 4 juli 2014
secretaris voorzitter