nummer: 14/1633/GV
betreft: [klager] datum: 4 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.C. Post, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 mei 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er heeft geen redelijke belangenafweging plaatsgevonden, doordat in de bestreden beslissing slechts wordt overwogen dat sprake is van een ‘openstaande zaak’. De bestreden beslissing is in strijd met de
wettelijke opdracht tot resocialisatie. De selectiefunctionaris ‘speelt op safe’ door klager tot het einde van zijn straf binnen detentie te houden zonder enige vorm van verlof. Klager is tijdens zijn vorige detentie bezocht door reclassering Alkmaar,
die geen enkel bezwaar kon ontdekken tegen een positieve advisering terzake het v.i.-traject. Klagers v.i. ligt op minder dan een maand na 6 juni 2014.
Het OM beoordeelt thans of klager in aanmerking komt voor v.i. per 6 juni 2014. Het OM heeft mondeling aan de selectiefunctionaris aangegeven dat er geen belemmering hiervoor bestaat. De enkele omstandigheid dat er sprake zou zijn van een openstaande
zaak is op zichzelf onvoldoende om verlof te weigeren. Klager zal zich beschikbaar houden voor de omzettingsprocedure. De bestreden beslissing is in strijd met de ratio van de WOTS, welke primair gericht is op de resocialisatie in de Nederland na een
veroordeling in het buitenland. Uit navraag is gebleken dat de WOTS-procedure nog enkele maanden in beslag zal nemen. Voor klager zal het derhalve niet mogelijk zijn om gedurende deze periode de inrichting te verlaten ter voorbereiding op zijn
terugkeer. Gelet op de verhoogde kwetsbaarheid van het gezin, zal een terugkeer van klager in het gezin zonder fase van gewenning tot mogelijke problemen bij een of meerdere gezinsleden kunnen leiden. Klager beschikt over een vast woonadres, waar hij
met zijn echtgenote en kinderen kan verblijven. Hiermee wordt gewaarborgd dat klager zich bereikbaar zal houden voor de justitiële autoriteiten. Klager is bereid zich te verbinden aan aanvullende voorwaarden bij het verlof waarmee voldoende zekerheid
kan worden verkregen en een eventueel aanwezig geacht vluchtgevaar kan worden uitgesloten. Klager is bereid zijn paspoort in te leveren, zich onder elektronisch toezicht te stellen en/of een meldplicht bij het politiebureau.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is in het kader van de WOTS geplaatst in de p.i. Zwaag te Hoorn. Er loopt nog een procedure met betrekking tot een omzetting van een Spaans strafvonnis. De einddatum van
klagers detentie ligt daarmee nog niet vast. Bovendien komt klager, indien wordt uitgegaan van 6 juni 2014 als einddatum, niet in aanmerking van verlof gelet op artikel 14, eerste lid onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de
Regeling). Algemeen verlof is slechts mogelijk indien klagers strafrestant nog tenminste drie maanden en ten hoogste een jaar bedraagt. In de beslissing van de Staatssecretaris wordt gebruik gemaakt van een standaardformat, die niet geheel toepasselijk
is op de situatie. De Staatssecretaris betreurt dat juist hier het accent op wordt gelegd.
De directeur van de p.i. Zwaag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager ondergaat in het kader van de WOTS een door de Franse rechter opgelegde gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens invoer van verdovende middelen. Gedurende de tenuitvoerlegging van deze straf in Nederland is klager overgeleverd aan
Spanje,
alwaar hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Klager is vervolgens weer terug overgebracht naar Nederland. Ten aanzien van het Spaanse strafvonnis loopt in het kader van de WOTS een omzettingsprocedure waarop nog geen beslissing is
genomen. Klager verblijft vanaf 26 februari 2014 weer in Nederlandse detentie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 juni 2014.
Gelet op de einddatum van klagers huidige detentie in relatie tot het in artikel 14, eerste lid onder b van de Regeling genoemde minimale strafrestant van drie maanden, komt klager niet in aanmerking voor algemeen verlof. De beroepscommissie neemt
hierbij in aanmerking dat de omzettingsprocedure naar aanleiding van het Spaanse strafvonnis volgens klager nog enkele maanden zal duren, waardoor de einddatum van klagers huidige detentie niet zal verschuiven. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris,
op 4 juli 2014
secretaris voorzitter