nummer: 14/1265/JA
betreft: [klager] datum: 3 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F. El Makhtari, namens
[...], geboren op [1997], verder te noemen klager,
gericht tegen de uitspraak van 4 april 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt te Spijkenisse, waarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde j.j.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. F. El Makhtari om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de kamerplaatsing op 14 juni 2013, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is door de 24-uursmaatregel ten onrechte de gehele dag van zijn vrijheid beroofd. Voorts heeft klager als gevolg van de kamerplaatsing ook lichamelijk letsel ondervonden. Op de beklagzitting van
5
augustus 2013 is de directeur in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 22 augustus 2013 schriftelijk kenbaar te maken op welke titel de kamerplaatsing is opgelegd en de relevante stukken, zoals het verslag van horen en de schriftelijke beslissing, te
overleggen. Klagers raadsvrouw heeft de niet ondertekende schriftelijke beslissing pas op 14 november 2013 ontvangen en pas nadat zij daar zelf bij de beklagcommissie om had verzocht. Derhalve acht klager de enkele gegrondverklaring onvoldoende
tegemoetkoming en hij verzoekt een financiële vergoeding toe te kennen.
Het klaagschrift is medio juni 2013 ingediend en pas op 5 augustus 2013 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De beklagcommissie heeft de directeur toen een termijn gegeven om aanvullende stukken te overleggen. Bij schrijven van 8 oktober
2013
bericht de beklagcommissie dat er nog een zitting op 14 oktober 2013 zal plaatsvinden. Ook daarna heeft klagers raadsvrouw nog diverse keren contact opgenomen met de beklagcommissie over het ontbreken van de stukken. Pas op 4 april 2014, bijna 10
maanden na het indienen van de klacht, ontvangt klagers raadsvrouw een afschrift van de beslissing van de beklagcommissie. Klager dient een financiële compensatie te ontvangen voor het feit dat hij maar liefst 10 maanden in onzekerheid heeft verkeerd.
De directeur van de inrichting dient veroordeeld te worden in de kosten van deze beroepsprocedure.
De directeur heeft daarop als volgt gereageerd.
Er is geen reden om het eerdere verweer bij de beklagcommissie te herzien of aan te vullen. De beklagcommissie doet geheel onafhankelijk en zonder enige tussenkomst van de directeur van de j.j.i. haar werk. De directeur kan dan ook niet
verantwoordelijk worden gehouden voor de wijze waarop de commissie haar werk doet.
3. De beoordeling
In artikel 72, eerste lid, Bjj wordt vermeld dat de beklagrechter binnen een termijn van vier weken uitspraak doet, welke termijn in bijzondere omstandigheden met ten hoogste vier weken kan worden verlengd. Klager heeft op medio juni 2013 beklag
ingediend en de zaak is op 5 augustus 2013 op de beklagzitting aangehouden ten behoeve van nadere schriftelijke informatie van de directeur van de inrichting. Op 14 oktober 2013 is er nogmaals een beklagzitting over deze zaak geweest en op 3 april 2014
heeft de beklagrechter uitspraak gedaan. De beroepscommissie overweegt dat de wetgever weliswaar geen rechtsgevolgen aan overschrijding van de in artikel 72, eerste lid, Bjj vermelde termijn heeft verbonden, maar acht het van belang en zeer wenselijk
dat zo spoedig mogelijk wordt beslist op een beklag en dat alle bij de procedure betrokkenen zich daartoe inspannen. Een termijn als in deze zaak wordt niet wenselijk geacht.
De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat op de zitting van de beklagrechter van 5 augustus 2013 de behandeling van de klacht is aangehouden ten behoeve van nadere schriftelijke informatie van de directeur en dat dit mede heeft geleid tot de lange
duur van de beklagprocedure.
In artikel 73, zevende lid, Bjj is de tegemoetkoming geregeld. In geval van vernietiging worden de gevolgen van de vernietigde beslissing, voor zover mogelijk, door de directeur ongedaan gemaakt, dan wel in overeenstemming gebracht met de uitspraak van
de beklagcommissie. Indien de gevolgen niet meer ongedaan te maken zijn, bijvoorbeeld in geval van reeds ondergane afzondering, bepaalt de beklagcommissie, na de directeur te hebben gehoord, of enige tegemoetkoming geboden is. De tegemoetkoming ziet
derhalve op de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing, in onderhavig geval de kamerplaatsing op 14 juni 2013, en niet op duur van de beklagprocedure.
De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor een ander oordeel dan dat van de beklagrechter. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Voor zover namens klager is verzocht om een veroordeling in de door klager gemaakte proceskosten, geldt dat de Bjj een dergelijke mogelijkheid niet kent. De beroepscommissie wijst dit verzoek af.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. F. Boer en dr. J.J. Kole, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 3 juli 2014.
secretaris voorzitter