Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1650/GB, 27 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:27-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/1650/GB

Betreft: [klager] datum: 27 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.P. Ruysink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 mei 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot wijziging van de (eerst mogelijke) aanvangsdatum voor plaatsing in een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 24 mei 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Sittard. Op 5 maart 2014 is hij overgeplaatst naar de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i) Te Roer te Roermond, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager stelt zich op het standpunt dat de selectiefunctionaris hem ten onrechte verwijt dat het klagers keuze is geweest om strafonderbreking aan te vragen en dat klager dan niet zou moeten klagen als dit verkeerd voor hem uitpakt. Klager kreeg
indertijd van het Gerechtshof een schorsing van zijn voorlopige hechtenis verleend. Omdat de directeur hem niet in vrijheid wenste te stellen, was klager genoodzaakt om een strafonderbreking aan te vragen. Daarnaast wordt door de selectiefunctionaris
voorbij gegaan aan de omstandigheid dat klager zich heeft voorbereid en verheugd op de eerder vastgestelde datum voor deelname aan een p.p. Tenslotte stelt klager zich op het standpunt dat het niet zijn taak is om eerdere jegens hem genomen beslissing
nog eens door te lezen om te kijken of de door de selectiefunctionaris genoemde aanvangsdatum voor een p.p. wel juist is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft – zakelijk weergegeven – de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Omdat de directeur van de inrichting waar klager verbleef een onjuiste datum voor het einde van klagers detentie heeft vermeld in het selectieadvies, is in eerste instantie aan klager een verkeerde datum gemeld waarop zijn plaatsing in een p.p. zou
kunnen volgen. De directeur heeft die onjuiste berekening aan de selectiefunctionaris gemeld, waarop een wijzigingsbeslissing aan klager is toegezonden. Het tegen die beslissing ingediende bezwaarschrift is ongegrond verklaard. Bij de eerdere
berekening
van de ingangsdatum van een p.p. was geen rekening gehouden met een verleende strafonderbreking. Klager heeft kunnen weten dat de eerdere beslissing gebaseerd was op onjuiste data en heeft er voor gekozen niet over te zeggen.

4. De beoordeling
4.1. De vraag die allereerst ter beoordeling staat is of hier sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 17 of 18 van de Pbw, waartegen bezwaar en beroep openstaat.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is daarvan hier geen sprake. In de bestreden beslissing wordt gesproken van plaatsbaarheid in een p.p. In die beslissing wordt (nog) geen definitieve (selectie)beslissing genomen over (feitelijke) deelname aan
een p.p. maar is slechts sprake van een eerst mogelijke datum waarop klager kan deelnemen aan dat p.p. Klager kan daarom niet worden ontvangen in zijn beroep.

De omstandigheid dat de selectiefunctionaris (ten onrechte) de mogelijkheid van bezwaar en beroep heeft aangenomen, maakt dit oordeel niet anders.

De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat, als klager wel had kunnen worden ontvangen in zijn beroep, dit niet zou kunnen leiden tot een gegrondverklaring van dat beroep. Door de aan klager verleende strafonderbreking verschoof de einddatum van zijn
detentie, hetgeen tot gevolg heeft dat ook de vroegst mogelijke ingangsdatum voor deelname aan een p.p. verschuift.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven