Nummer: 14/1522/GB
Betreft: [klager] datum: 27 juni 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 april 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 19 oktober 2012 (in Nederland) gedetineerd. Hij verblijft in de locatie Ooyerhoek Zutphen.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de bestreden beslissing. Hij verwijst daartoe naar een door hem gezonden brief aan zijn trajectbegeleider en het door hem bijgesloten en van aantekeningen voorziene D&R plan. Klager verwijt zijn trajectbegeleider dat hij
valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Hij is van mening dat hij wel in aanmerking moet komen voor overplaatsing naar een b.b.i.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In klagers re-integratieplan is vastgesteld dat klager een Cova- en een Arva-training dient te volgen. Klager is begonnen met de Cova-training maar is daarmee gestopt omdat hij dit beneden zijn niveau vindt. Hij weigert langer deel te nemen aan het
programma. Nu is vastgesteld dat hij deze interventies moet volgen om het recidiverisico te verlagen, is plaatsing in een inrichting met meer vrijheden thans niet aan de orde. Indien hij die interventies wel volgt, zal plaatsing in een inrichting met
meer vrijheden geen probleem meer zijn.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en
maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd.
Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel 3 komen voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting niet in aanmerking (onder meer) gedetineerden die in een basisprogramma zijn geplaatst en gedetineerden die zijn gedegradeerd. (wijziging van
de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.2. Ter onderbouwing van de afwijzing van het verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. is door de selectiefunctionaris het volgende in de beslissing vermeld:
“Gezien het feit dat er interventies zijn geïndiceerd en u deze niet wil volgen, maken dat ik u niet plaats in een inrichting met meer vrijheden. De interventies zijn bedoeld om het recidivegevaar te beperken. Indien u er niet aan mee wil werken zal u
niet doorfaseren.”
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager voldoet aan de eisen van artikel 3, eerste lid, van de Regeling. Klagers strafrestant is minder dan achttien maanden en hij heeft een aanvaardbaar verlofadres. Weigeringsgronden als bedoeld in
artikel 3, tweede lid, van de Regeling, zijn niet aannemelijk geworden. Uit de Risicoanalyse (Risc) komt naar voren dat het recidiverisico en vluchtgevaar als laag gemiddeld worden ingeschat en uit de door de selectiefunctionaris ingebrachte stukken
valt niet op te maken of klager in de inrichting waar hij verblijft in het basisprogramma verblijft, noch dat hij is gepromoveerd en/of gedegradeerd. Gelet daarop kunnen de hiervoor genoemde gronden de bestreden beslissing niet dragen. Die beslissing
is
daarom onzorgvuldig en dient te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 juni 2014.
secretaris voorzitter