Nummer: 14/1295/GB
Betreft: [klager] datum: 7 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 april 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 15 februari 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de Locatie Zwolle Zuid 1, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Op 23 mei 2014 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Lelystad.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht. In de tweede week van december 2013 is klager verzocht zich voor de duur van drie maanden in een FPK te laten plaatsen in het kader van een diagnostisch onderzoek. Hier heeft klager mee ingestemd.
Vervolgens heeft de selectiefunctionaris klager op 13 februari 2014 incidenteel verlof verleend voor een intakegesprek bij de FPK te Assen. Dit gesprek is goed verlopen en er is vastgesteld dat klager een langdurige behandeling dient te ondergaan in
verband met zijn verleden. Vervolgens is klager op de wachtlijst geplaatst. Op 4 april 2014 ontving klager een brief van de BSD dat hij op 14 april 2014 opgenomen zou worden in de FPK te Assen. Op 10 april 2014 bracht klager zijn spullen naar het bad
zodat hij op 14 april in de FPK te Assen geplaatst kon worden. Diezelfde middag ontving klager een afwijzing van de selectiefunctionaris betreffende zijn verzoek tot plaatsing in een FPK. De selectiefunctionaris weegt het feit dat klager zich in 2010
aan detentie heeft onttrokken zeer zwaar. Klager stelt hieromtrent dat hij juist in een FPK geplaatst wenst te worden om aan voornoemde te werken. Zijn straf loopt af in november 2014. Dan start een hechtenis op grond van de wet Terwee. Klager stelt
dat
dit een plaatsing in een FPK niet tegenhoudt. Het betreft immers een gijzeling en klager wil de schadevergoeding wel betalen, maar hij kan dit niet. Hij heeft hulp nodig in het kader van resocialisatie.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klagers einddatum detentie is 12 april 2016. Dit betekent dat hij nog ruim twee jaar detentie dient te ondergaan. Plaatsing op grond van artikel 15, vijfde
lid,
van de Pbw gebeurt in de regel binnen de reguliere faseringstermijn van achttien maanden. Daarnaast heeft klager zich in 2010 aan detentie onttrokken en in die periode een strafbaar feit gepleegd. Op basis hiervan heeft de selectiefunctionaris geen
vertrouwen in een goed verloop van een plaatsing in een FPK in een zo vroeg stadium van klagers detentie. Uit rapportage is niet gebleken dat er een ernstige noodzaak bestaat de behandeling te starten twee jaar voor de einddatum van klagers detentie.
4. De beoordeling
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw kan de selectiefunctionaris bepalen dat een gedetineerde naar een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen zal worden
overgebracht om daar zolang dat noodzakelijk is te worden verpleegd in geval van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van deze gedetineerde. Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Pbw kan de gedetineerde een met
redenen omkleed verzoekschrift indienen strekkende tot plaatsing in dan wel overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat met een verzoekschrift gelijkgesteld wordt een akkoordverklaring van de
gedetineerde met het selectieadvies van de directeur van de inrichting. Uit het selectieadvies, waarin positief wordt geadviseerd voor een opname in een FPK, volgt dat klager daarmee akkoord is gegaan. Klager kan dan ook naar het oordeel van de
beroepscommissie, gelet op artikel 72, tweede lid, van de Pbw worden ontvangen in zijn beroep.
Inhoudelijke beoordeling
4.1. Op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw kan de selectiefunctionaris, in geval van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van een gedetineerde, bepalen dat de gedetineerde naar een psychiatrisch
ziekenhuis als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) zal worden overgebracht.
4.2. In artikel 30, vierde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden is bepaald dat indien plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is geïndiceerd, de directeur van de inrichting waar klager verblijft, na overleg
met de districtspsychiater, een daartoe strekkend advies indient bij de selectiefunctionaris.
4.3. Uit de indicatiestelling van de FKP te Assen d.d. 20 januari 2014 blijkt dat een verblijf aldaar is geïndiceerd, omdat klager moet leren om op een meer effectieve en constructieve wijze om te gaan met spanningen en stress. Ook een
inzichtgevende
psychotherapeutische behandeling wordt, gezien de levensloop en pathologie van klager, noodzakelijk geacht. Uit het selectieadvies volgt dat zowel het multidisciplinair overleg als de vrijhedencommissie positief adviseert omtrent de plaatsing van
klager
in een FPK. De selectiefunctionaris heeft het verzoek tot een dergelijke plaatsing onder meer afgewezen, omdat de duur van klagers resterende detentie de termijn van achttien maanden overschrijdt. Weliswaar wordt in de toelichting op de Regeling (in
hoofdstuk VII bij artikel 30), aangegeven dat aansluiting wordt gezocht bij de regeling die geldt voor de criteria voor een penitentiair programma, maar ook valt daar het volgende te lezen: “(...) Hiertoe is besloten om bij de plaatsing op grond van
artikel 15, vijfde lid, van de wet zoveel mogelijk aan te sluiten bij de procedure en criteria die gelden voor de plaatsing in een penitentiair programma. (...) In tegenstelling tot de deelname aan een penitentiair programma is een plaatsing op grond
van artikel 15, vijfde lid, van de wet niet in tijd en niet tot een bepaalde doelgroep van gedetineerden beperkt. Ten aanzien van de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is het wenselijk dat ook de gedetineerden die (nog) niet voldoen aan de
criteria voor deelname aan een penitentiair programma voor plaatsing in aanmerking dienen te komen indien dit geïndiceerd en maatschappelijk verantwoord is. (...)”. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de omstandigheid dat klagers detentie nog
langer
duurt dan achttien maanden, onvoldoende gewicht heeft om tot een afwijzing van het verzoek te kunnen komen. Verder is de beroepscommissie van oordeel dat het feit dat klager zich in 2010 aan zijn detentie heeft onttrokken en opnieuw een strafbaar feit
heeft gepleegd, gelet op het tijdsverloop, onvoldoende zwaarwegend is om thans aan toewijzing van het verzoek in de weg te staan. Daarbij is in aanmerking genomen dat door middel van plaatsing in een FPK juist zal worden getracht het recidiverisico in
te perken. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden
vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 7 juli 2014.
secretaris voorzitter