Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1069/GB, 11 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/1069/GB

Betreft: [klager] datum: 11 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.H. van de Kamp, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 maart 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 2 juni 2014 in de locatie De Karelskamp te Almelo gehoord door een lid van de Raad. Hiervan is een verslag opgemaakt dat is toegezonden aan klager, zijn raadsvrouw, mr. S.G.H. van de Kamp, en de selectiefunctionaris. Klagers raadsvrouw is
in de gelegenheid gesteld binnen één week na ontvangst van het verslag een schriftelijke reactie daarop te geven. Van deze gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 4 september 2012 gedetineerd. Hij verbleef, sinds 9 januari 2014, in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) De Marstal te Zeeland. Op 29 januari 2014 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Esserheem, zijnde
een
normaal beveiligde inrichting waar ten tijde van de bestreden beslissing een regime van algehele gemeenschap gold. Sinds 17 maart 2014 geldt in de locatie Esserheem een regime van beperkte gemeenschap.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft niet binnen zes weken een beslissing genomen op het bezwaarschrift en heeft daarmee de termijn als bedoeld in artikel 17, vierde lid, van de Pbw
overschreden. Klager erkent dat hij met oud en nieuw een jointje heeft gerookt. Op vrijdag
10 januari 2014, vlak na zijn binnenkomst in de z.b.b.i., is bij klager een urinecontrole afgenomen. Hij heeft voorafgaande aan die urinecontrole meegedeeld dat het resultaat van die urinecontrole waarschijnlijk positief zal zijn. In het weekend van 11
en 12 januari 2014 is klager ‘gewoon’ op verlof geweest. Toen klager terugkwam van zijn verlof was de uitslag van de urinecontrole bekend en die bleek inderdaad positief te zijn. Hiervoor is klager niet gesanctioneerd, omdat dit een
‘inkomsten-urinecontrole’ betrof. Op 14 januari 2014 is wederom een urinecontrole bij klager afgenomen om te kunnen beoordelen of sprake is van afbouw. Op
20 januari 2014 kreeg klager te horen dat hij bij die urinecontrole urine met een te lage kreatininewaarde heeft afgegeven. Klager heeft een herhalingsonderzoek aangevraagd, maar ook hieruit bleek dat zijn urine een te lage kreatininewaarde had. Als
gevolg hiervan is besloten klager over te plaatsen. Klager ontkent dat hij in de z.b.b.i. drugs heeft (bij)gebruikt. Desgevraagd heeft klager geantwoord dat hij wist wat de gevolgen van bijgebruik zouden zijn. Op 20 januari 2014 is in de z.b.b.i. weer
een urinecontrole bij klager afgenomen. Ook nu bleek de kreatininewaarde van zijn urine laag – 4.6 mmol/l – te zijn, doch net voldoende om te testen op drugsgebruik. De uitslag van die urinecontrole was negatief. Bij alle urinecontroles die bij klager
zijn afgenomen, bleek de kreatininewaarde van zijn urine relatief laag (4 a 5 mmol/l) te zijn. In de p.i. Vught bleek klagers urine ook al een keer een te lage kreatininewaarde te hebben. Toen heeft hij opnieuw mogen plassen. Klager gebruikt, op
doktersvoorschrift, al twee en een half jaar Seroquel. In januari 2014 gebruikte klager 100 mg Seroquel per dag. Dit medicijn kan schade aan nieren en lever veroorzaken. Sinds klager dit medicijn gebruikt, wordt hij drie tot vijf keer per nacht wakker
om te plassen. Mogelijk heeft het gebruik van Seroquel invloed op de kreatininewaarde van de urine.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Tijdens zijn verblijf in de z.b.b.i. heeft klager tweemaal bij een urinecontrole positief gescoord. Op grond hiervan is klager, conform het bepaalde in het
drugsontmoedigingsbeleid en het advies van de directeur van de z.b.b.i., overgeplaatst naar een gesloten inrichting.

4. De beoordeling
4.1. Klagers raadsvrouw heeft aangevoerd dat de selectiefunctionaris niet binnen de termijn als bedoeld in artikel 17, vierde lid, van de Pbw op het bezwaarschrift heeft beslist. De beroepscommissie overweegt dat de wetgever geen rechtsgevolgen aan
de overschrijding van de in artikel 17, vierde lid, van de Pbw vermelde termijn heeft verbonden. De omstandigheid dat de selectiefunctionaris niet binnen zes weken op het bezwaarschrift heeft beslist kan dan ook niet tot gegrondverklaring van het
beroep
leiden.

4.2. Vast staat dat klager bij de urinecontrole afgenomen op 10 januari 2014 (vlak na zijn binnenkomst in de z.b.b.i.) positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs. Voorts staat vast dat op 14 januari 2014 wederom een urinecontrole is
uitgevoerd en dat klager ten behoeve van die urinecontrole urine met een te laag kreatininegehalte (1,3 mmol/l) heeft afgegeven.

4.3. Uit het ‘Drugsontmoedigingbeleid in penitentiaire inrichtingen’ uit 2008 volgt dat het inleveren van urine met een kreatininegehalte van minder dan 2.0 mmol/l duidt op fraude. Fraude bij een urinecontrole wordt gelijkgesteld met het gebruik van
harddrugs en bij harddrugsgebruik in een z.b.b.i. volgt directe terugplaatsing naar een gesloten inrichting. Van bovengenoemd uitgangspunt kan slechts in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

4.4. De beroepscommissie is van oordeel dat in het onderhavige geval niet is gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Klager heeft zijn stelling dat het lage kreatininegehalte van zijn urine (mogelijk) het gevolg is van het gebruik van
het medicijn Seroquel onvoldoende onderbouwd en reeds om deze reden acht de beroepscommissie deze stelling niet aannemelijk geworden. Klagers stelling dat hij bij alle urinecontroles die bij hem zijn uitgevoerd urine met een relatief lage
kreatininewaarde heeft afgegeven, kan naar het oordeel van de beroepscommissie evenmin stand houden, nu uit de door de raadsvrouw overgelegde laboratoriumuitslagen volgt dat klager bij eerdere urinecontroles urine met kreatininewaarden van 37 mmol/l,
43
mmol/l, 36 mmol/l en 21 mmol/l heeft afgegeven.

4.5. Gelet op het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 11 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven