Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1655/GA, 11 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1655/GA

betreft: [klager] datum: 11 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 mei 2014 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Vught,

alsmede van de overige stukken.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 14 mei 2014, inhoudende de verlenging van de (eerder aan klager opgelegde) verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder
a, van de Pbw, voor de duur van drie maanden.

2. De feiten en omstandigheden
Op 23 januari 2014 heeft de directeur van het PPC Vught beslist bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw, toe te passen. Tegen deze beslissing heeft klager rechtstreeks beroep ingesteld bij de
beroepscommissie. Na een onderbreking van klagers detentie heeft de directeur op
13 februari 2014 beslist de toepassing van de dwangbehandeling voort te zetten. Tegen beide beslissingen heeft klager rechtstreeks beroep ingesteld.

Op 14 mei 2014 heeft de directeur van het PPC kennelijk beoogd te beslissen om de op 13 mei 2014 geëindigde a-dwangbehandeling voort te zetten. Tegen deze beslissing heeft klager rechtstreeks beroep ingesteld bij de beroepscommissie. Op dit beroep ziet
onderhavige uitspraak.

Bij uitspraak van 3 juni 2014 (kenmerk 14/245/GA en 14/464/GA) heeft de beroepscommissie de beroepen van klager, welke gericht waren tegen de beslissingen van 23 januari 2014 en 13 februari 2014, gegrond verklaard.

3. De beoordeling
Ter beoordeling staat de vraag of tegen een verlengingsbeslissing als bedoeld in artikel 46e, vijfde lid, van de Pbw rechtstreeks beroep kan worden ingediend.
In artikel 72, derde lid, van de Pbw is bepaald dat tegen de beslissing als bedoeld in het eerste lid van artikel 46e – dit is de eerste beslissing tot a-dwangbehandeling – rechtstreeks beroep bij de Raad kan worden ingesteld. De verlengingsbeslissing
op grond van artikel 46e, vijfde lid, van de Pbw wordt in artikel 72, derde lid, van de Pbw niet genoemd. De wetgever heeft daarmee niet voorzien in rechtstreeks beroep tegen de verlengingsbeslissing. De bewoordingen van artikel 72, derde lid, van de
Pbw laten niet toe dat de beroepscommissie hierin de mogelijkheid van rechtstreeks beroep tegen de verlengingsbeslissing inleest, te meer niet nu tegen een dergelijke verlengingsbeslissing van de directeur beklag openstaat. Klager had tegen de
verlengingsbeslissing aldus, ingevolge artikel 60, eerste lid, van de Pbw, beklag bij de beklagcommissie moeten indienen.
De beroepscommissie is ambtshalve bekend met het feit dat een eerder beroep van klager, gericht tegen de verlengingsbeslissing van 13 februari 2014, wel door de beroepscommissie is afgehandeld. Dat de beroepscommissie daar in haar uitspraak van 3 juni
2014 vanuit proceseconomische overwegingen voor heeft gekozen, laat onverlet dat tegen verlengingsbeslissingen het rechtsmiddel beklag openstaat. Klager zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep. De beroepscommissie zal het
beroepschrift doorzenden aan de beklagcommissie van het PPC Vught en daarbij verzoeken het beroep als beklag aan te merken en in behandeling te nemen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 11 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven