Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4029/GA, 11 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 13/4029/GA

betreft: [klager] datum: 11 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 november 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Torentijd te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman mr. A.J. Sol en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 18 april 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het afwijzen van een aanvraag voor bezoek zonder toezicht (BZT).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk – toegelicht, zakelijk weergegeven:
Klager is gedetineerd geweest in de gevangenis van de locatie Torentijd. Deze gevangenis was normaal beveiligd en kende toen een regime van algehele gemeenschap. Daar heeft hij BZT ontvangen. Klager is vanuit de locatie Torentijd geplaatst in de zeer
beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) De Nederhof. Bij zijn overplaatsing naar de z.b.b.i. kwam dat BZT te vervallen. Vervolgens is klager in verband met een nieuwe strafzaak geplaatst in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Torentijd.
Vervolgens werd hem BZT geweigerd. Klager is het daar niet mee eens. Allereerst geldt dat hij het recht op BZT inmiddels al eerder had verdiend en daarnaast geldt nog dat te verwachten was dat klager vanuit het h.v.b. zou worden overgeplaatst naar een
reguliere gevangenis, waar hij weer wel recht op BZT zou hebben. Klager is van mening dat het ontnemen van het recht op BZT onredelijk zwaar is voor klager.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, welk standpunt er op neer komt dat de geldende regelgeving aan inwilliging van het verzoek in de weg stond, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ingevolge de Circulaire van 8 september 2000, nr. 5041936/00/DJI houdende aanvullende regels voor bezoek zonder toezicht is bezoek zonder toezicht mogelijk in inrichtingen of afdelingen welke zijn aangewezen als normaal beveiligde gevangenis. Klager
bevond zich ten tijde van zijn aanvraag in een h.v.b. Op grond van het bepaalde in de circulaire kwam hij derhalve niet voor BZT in aanmerking. Klager heeft naar het oordeel van de beroepscommissie geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die een
uitzondering op voornoemde regeling noodzakelijk maken.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Waarden, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 juli 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven