Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1292/GB, 9 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:09-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/1292/GB

Betreft: [klager] datum: 9 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 april 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klagers raadsvrouw is op 13 juni 2014 gehoord. Klager heeft afgezien van zijn recht te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG-afdeling) van de locatie De Schie te Rotterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 26 november 2002 gedetineerd. Hij verbleef op de BPG-afdeling van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught. Op 24 maart 2014 is hij overgeplaatst naar de BPG-afdeling van de locatie De Schie te Rotterdam, waar een individueel regime
geldt.

3. De standpunten
3.1 Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het gaat niet goed met klager. Hij is al maanden erg somber. Hij heeft zijn televisie stuk gegooid en hij heeft in maart een zelfmoordpoging gedaan. Hij is toen
24 uur op zijn bed vastgebonden. Klager vindt dat hij onmenselijk wordt behandeld. Hij praat niet met het personeel of met de psychiater of psycholoog, want zij kunnen hem niet helpen. Klager zou graag in een Penitentair Psychiatrisch Centrum (PPC) of
een kliniek geplaatst willen worden waar hij de juiste hulp en zorg kan krijgen. De selectiefunctionaris beroept zich op het selectieadvies van de directeur van de p.i. Vught, waarin het advies van een Begeleidings- en Adviescommissie van 19 februari
2014 is verwerkt. Dit advies is echter weinig transparant. Niet duidelijk is van welke informatie is uitgegaan. Klagers raadsvrouw heeft onvoldoende zicht hoe dit advies tot stand is gekomen. Op de brief van klagers raadsvrouw aan het ministerie van
Veiligheid en Justitie, noch op de brief aan de selectiefunctionaris is gereageerd. Wel werd ineens de selectiebeslissing genomen. Dit is niet netjes. Het selectieadvies kreeg klagers raadsvrouw pas bij de Raad te zien. De observaties in het advies
worden niet onderbouwd met rapporten. Zo is vermeld dat klager op 9 februari 2014 recalcitrant gedrag zou hebben vertoond bij het boeien. Hier is klager indertijd echter niet op aangesproken. Ook is dat het enige concrete voorbeeld. Verder is hierbij
nog van belang dat personeelslid J. klager in 2013 heeft mishandeld. Klager heeft hier aangifte van gedaan en er heeft een onderzoek plaatsgevonden. Klager voelt zich niet veilig bij J. Ook zijn in het selectieadvies tegenstrijdigheden vermeld. Zo zou
klager geen contact willen en zou hij tegelijkertijd splittend gedrag vertonen. Klager erkent dat hij in de p.i. Vught het contact met het personeel uit de weg gaat. Het personeel geeft hem daar ook geen eerlijke kans. Hij is daar op zijn hoede, maar
daar mag hij niet op worden afgerekend. Klager verblijft dan ook liever in de locatie De Schie. Hij wil in ieder geval uit de “BPG-carrousel”. Als hij dan toch op een BPG-afdeling moet verblijven, dan liever in de locatie De Schie. De
selectiefunctionaris stelt in de beslissing op bezwaar dat klager niet laat zien dat hij hulp wil of dat hij onder het regime lijdt. Ook wordt gesteld dat het klager niet lijkt uit te maken waar hij verblijft. Dit bevreemdt klager, nu klager in het
verleden heel duidelijk heeft geuit dat hij lijdt onder het BPG-regime. De redenering van de selectiefunctionaris kan de bestreden beslissing dan ook niet dragen. Klager verblijft al sinds oktober 2009 in een individueel regime (in een TBS-inrichting
dan wel gevangenis). Hij verblijft sinds 2011 in een boeienregime en sinds september 2012 op de BPG-afdeling. Het perspectief begint zoek te raken en klager kan het niet meer aan. Klager vreest dat zijn herhaaldelijke selectie voor de (twee)
BPG-afdelingen gemakkelijk kan voortduren tot zijn v.i.-datum.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager verblijft sinds september 2012 weer in het gevangeniswezen nadat hij op de TBS-afdeling van de Pompestichting drie personeelsleden met
een schaar verwondde, waarvan één ernstig. Ten aanzien van klager is een Begeleidings- en Adviescommissie ingesteld met vertegenwoordigers van de p.i. Vught en de locatie De Schie. Deze commissie wordt voorgezeten door de psychiatrisch adviseur van het
ministerie van Veiligheid en Justitie. De commissie heeft op 19 februari 2014 de directeur van de p.i. Vught geadviseerd om het regime waarin klager verblijft te handhaven, maar gelet op de enorm druk die klager met zijn gedrag op het team legt, is
voorgesteld klager naar een andere inrichting over te plaatsen. Klagers problematiek is nog onverkort aanwezig en het recidiverisico wordt als buitengewoon hoog ingeschat. Klager blijft ageren tegen specifieke personeelsleden en hij stookt andere
gedetineerden op door in de avond naar ze te roepen. Tijdens zijn verblijf in de p.i. Vught het afgelopen half jaar heeft klager alleen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te douchen en te bellen. Het maandelijks contact met de psychiater en/of
psycholoog houdt hij af. Het lijkt klager niet uit te maken waar hij verblijft en hij laat niet zien dat hij onder het regime lijdt. Hoewel de selectiefunctionaris het met klager en zijn raadsvrouw eens is dat klager in een restrictief regime
verblijft,
kan de selectiefunctionaris het advies van de gedragsdeskundigen niet naast zich neerleggen.

4. De beoordeling
4.1. De BPG-afdeling van de locatie De Schie is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3. Uit de stukken blijkt dat ten aanzien van klager een Begeleidings- en Adviescommissie is ingesteld bestaande uit vestigingsdirecteuren, afdelingshoofden en psychologen van de locatie De Schie en de p.i. Vught. Deze commissie wordt voorgezeten
door de psychiatrisch adviseur van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Vught van 18 maart 2014 volgt dat de adviescommissie heeft geadviseerd om het beleid zoals dat momenteel wordt uitgevoerd
ten aanzien van klager, vooralsnog te handhaven. Ook is geadviseerd klager over te plaatsen naar de BPG-afdeling van de locatie De Schie. Klager onderneemt alleen de activiteiten douchen en bellen en blijft ageren tegen specifieke personeelsleden en
stookt andere gedetineerden op door in de avond naar ze te roepen. Klager wenst niet te spreken met het personeel. Hij legt met zijn gedrag een enorme druk op het team. Hij wordt iedere maand bezocht door een psychiater en/of psycholoog, maar hij is
tot
op heden niet ingegaan op het aangeboden contact.

4.4. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris, gezien klagers verleden en gelet op hetgeen is vermeld in het selectieadvies, in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot continuering van klagers verblijf op een BPG-afdeling. Naar
het oordeel van de beroepscommissie is voldoende gebleken dat klager thans nog altijd een ernstig beheersrisico vormt voor zichzelf en anderen. Ook is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot overplaatsing vanuit de BPG-afdeling van de
p.i.
Vught naar de locatie De Schie niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, nu klager een grote druk op het personeel van de p.i. Vught legde, zodat overplaatsing naar de locatie De Schie noodzakelijk was. Gelet op het voorgaande zal het
beroep dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 9 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven