nummer: 14/1548/JM
betreft: [klager] datum: 8 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 57 van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen (Rjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt, locatie Spijkenisse,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 februari 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
De zitting van de beroepscommissie van 17 juni 2014 is gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan de j.j.i. De Hartelborgt heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 28 januari 2014, betreft het oplopen van een besmettelijke aandoening binnen de j.j.i. De Hartelborgt, locatie Spijkenisse.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Volgens klager heeft hij schurft opgelopen in de j.j.i. De Hartelborgt. Klager heeft op 6 september 2013 bij de inrichtingsarts gezegd dat hij sinds één week jeuk had en niet sinds zes weken. Klager heeft gezien dat de lakens na twee weken in een kar
worden gestopt en dat deze lakens op dezelfde dag weer worden uitgedeeld, zonder dat ze gewassen zijn.
De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager heeft op 31 juli 2013 een intake gehad bij de medische dienst.
Op 6 september 2013 is klager door de inrichtingsarts gezien. Klager had jeuk over het hele lichaam en op het scrotum. Klager is bekend met huisstofmijt allergie. Hij vertelde dat hij net voor detentie nog onbeschermde seks heeft gehad. Er is gestart
met medicatie voor eczeem en er is een SOA test gedaan. De test was negatief.
Op 18 oktober 2013 is klager doorverwezen naar de dermatoloog. Op 4 november 2013 is klager op het spreekuur geweest bij de dermatoloog die scabies (schurft) vermoedde. Dit is gemeld aan de GGD. Klager is behandeld en uit voorzorg ook al zijn
groepsgenoten. Alle lakens en de kledingstukken zijn volgens voorschrift behandeld. Vanwege aanhoudende klachten is klager eind november 2013 terugverwezen naar de dermatoloog. Er bleek toen sprake te zijn van eczeem.
In de j.j.i. zijn geen andere patiënten met schurft. Voorts is de diagnose niet met zekerheid gesteld. De mogelijkheid bestaat dat klager de besmetting voor zijn verblijf in de j.j.i. heeft opgelopen.
3. De beoordeling
In artikel 55, tweede lid, Rjj is de term medisch handelen omschreven.
Deze omschrijving is bepalend voor de beoordeling door de beroepscommissie van het handelen waartegen de klacht is gericht.
De beroepscommissie kan een klacht gegrond verklaren als sprake is van
a. enig handelen of nalaten dat in strijd is met de zorg die de inrichtingsarts in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van de jeugdige, met betrekking tot wiens gezondheidstoestand hij bijstand verleent of zijn bijstand is ingeroepen,
of
b. enig ander handelen of nalaten dat in strijd is met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg.
De incubatietijd van schurft is twee tot zes weken tussen de besmetting en de eerste klinische symptomen van de ziekte.
Klager is op 31 juli 2013 in de j.j.i geplaatst en gelet op genoemde incubatietijd van schurft is het zeer wel mogelijk dat klager de besmetting voor die tijd heeft opgelopen. Voorts hadden geen andere jeugdigen in de inrichting dezelfde klachten.
De medisch adviseur van het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft bij de inrichting nagevraagd op welke temperatuur de lakens worden gewassen Door een medewerker van de wasserij is verteld dat alle lakens op een temperatuur van 95 graden Celsius
worden gewassen. Dit is een temperatuur waarbij de parasiet (schurftmijt) die klager had opgelopen, niet kan overleven.
De inrichtingsarts heeft klager tweemaal doorverwezen naar de dermatoloog. Op 4 november 2013 vermoedde de dermatoloog dat klager besmet was met schurft. De inrichtingsarts heeft dit gemeld aan de GGD. Klager is behandeld en uit voorzorg ook al zijn
groepsgenoten. Alle lakens en de kledingstukken zijn volgens voorschrift behandeld. De beroepscommissie overweegt dat op grond van de stukken volgt dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 55,
tweede lid, van de Rjj neergelegde norm.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, dr. F. de Boer en dr. J.J. Kole, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 8 juli 2014.
secretaris voorzitter