nummer: 14/1921/GV
betreft: [klager] datum: 8 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Jeeninga, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 mei 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. In de bestreden beslissing is opgenomen dat klagers verlofadres op 550 meter van het adres van het slachtoffer ligt, oftewel op een loopafstand van drie minuten, waardoor er geen bijzondere voorwaarden
aan het verlof gesteld kunnen worden met betrekking tot ongewenste slachtofferconfrontatie. Deze feitelijke onderbouwing is blijkens Google Maps correct maar laat onverlet dat er een onjuiste belangenafweging is gemaakt tussen enerzijds het belang van
klager en anderzijds het belang van de orde, rust en veiligheid in de samenleving. Klagers verlofadres betreft zijn eigen huurwoning die hij na zijn detentie weer zal betrekken en dan is de kans ook aanwezig dat hij het slachtoffer tegenkomt. Aan een
te
verlenen verlof zou de bijzondere voorwaarde gesteld kunnen worden dat klager geen contact zoekt met het slachtoffer en wanneer er zich een spontane ontmoeting voordoet hij het slachtoffer dient te ontlopen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Volgens Google Maps is de afstand tussen klagers verlofadres en de woning van het slachtoffer ongeveer 550 meter. Op deze afstand kan er niet gecontroleerd worden met een GPS-band. Dit betekent dat het stellen van voorwaarden niet onmogelijk is, echter
deze voorwaarden kunnen niet voldoende gecontroleerd worden. Het risico op slachtofferconfrontatie is onverminderd groot gezien de afstand tussen het verlofadres van klager en het adres van het slachtoffer. Op grond daarvan is het verlofadres
onaanvaardbaar. Het feit dat de einddatum van klagers detentie nadert, doet daar niets aan af. Klager voldoet niet aan de gestelde criteria van artikel 4, onder j. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.
3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, wegens vernieling, brandstichting en mishandeling. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 9 dagen en een vervangende hechtenis van 7 dagen wegens
ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te ondergaan. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 13 september 2014.
De beroepscommissie heeft klagers beroep gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot algemeen verlof op 13 mei 2014, met kenmerk 14/1320/GV, gegrond verklaard en de Staatssecretaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de
uitspraak van de beroepscommissie. Onderhavig beroep is gericht tegen die nieuwe beslissing van de Staatssecretaris, van 27 mei 2014. Wederom heeft de Staatssecretaris klagers verzoek tot algemeen verlof afgewezen en thans het risico op
slachtofferconfrontatie nader onderbouwd. Het door klager opgegeven verlofadres ligt op een afstand van zo’n 550 meter van het woonadres van het slachtoffer. Er zou wel een voorwaarde verbonden kunnen worden aan het verlof, zoals dat klager zich niet
in
de buurt mag begeven van het woonadres van het slachtoffer maar die voorwaarde kan door de kleine afstand tussen beide adressen niet gecontroleerd worden. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor
verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder
j. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie merkt hierbij wel op dat gelet op de naderende datum van de invrijheidstelling van klager verlofverlening onder voorwaarden
justitie de gelegenheid geeft om nog enige controle uit te oefenen op het gedrag van klager met betrekking tot het slachtoffer.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 8 juli 2014
secretaris voorzitter