Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2292/GV, 22 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2292/GV

betreft: [klager] datum: 22 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 juni 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager wil een inventarislijst maken van de spullen die zich nog in zijn huis bevinden. Tijdens de strafonderbreking kan klager ondersteuning krijgen van buren en een vriend. Zij weten wat er speelt en
helpen klager daar waar mogelijk is. Zij weten niet waar alles ligt in klagers huis. Wanneer klager weet wat er ontbreekt in zijn huis kan hij aangifte doen van diefstal en inbraak. Klagers slachtoffer woont niet meer in de buurt van zijn woning. Van
maatschappelijke onrust is geen sprake nu klagers buren weten wat er zich heeft afgespeeld en klager steunen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers aanwezigheid in de woning is niet noodzakelijk nu er anderen zijn die zaken voor hem kunnen regelen. In beroep wordt door klager niet meer gesproken over het opknappen van zijn woning om hem daarna te kunnen verkopen. Klager heeft het in beroep
over het maken van een inventarislijst om aangifte te kunnen doen van diefstal en inbraak. Feitelijk is hier sprake van een nieuw aangevoerde grond voor strafonderbreking. Ook voor het doen van aangifte kan klager regelen dat iemand anders dit voor hem
doet. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd vanwege confrontatiegevaar met het slachtoffer en maatschappelijke onrust. Gelet op de steun van vrienden en buren dient klager eerst hun hulp in te schakelen alvorens tot strafonderbreking
wordt overgegaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zwolle Zuid 1 heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek tot strafonderbreking.
Het OM heeft bezwaar tegen strafonderbreking. Dit heeft te maken met slachtofferconfrontatie, maatschappelijke onrust, recidiverisico en het door klager gepleegde ernstige delict.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 12 jaar met aftrek, wegens poging tot moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 september 2016.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Klager heeft een verzoek tot strafonderbreking ingediend opdat hij naar zijn woning toe kan, deze kan opknappen en verkopen. In beroep geeft klager aan naar zijn woning te willen om te zien wat er aan inventaris ontbreekt zodat hij aangifte
van diefstal en inbraak kan doen. De beroepscommissie acht onvoldoende aannemelijk geworden dat klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. Enerzijds ontbreekt daarvoor een voldoende feitelijke onderbouwing van die noodzaak en anderzijds is niet
aannemelijk gemaakt dat die werkzaamheden niet door klagers vriend of buren zouden kunnen worden verricht. Gelet op het vorenstaande moet worden geoordeeld dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,
niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 22 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven