Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0643/TA, 3 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/643/TA

betreft: [klager] datum: 3 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 21 februari 2014 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 mei 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. L.E. de Jong, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verlenging van klagers afdelingsarrest d.d. 16 oktober, 13 november en 8 december 2013.

De beklagcommissie heeft het beklag om formele redenen gegrond verklaard met een tegemoetkoming van € 10,= en op inhoudelijke gronden ongegrond, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft zijn klaagschrift gedateerd op 11 november 2013. Op dat moment was de verlenging van de maatregel van afdelingsarrest
per
16 oktober 2013 van kracht. Klager heeft daarna geen klaagschriften ingediend die gericht zijn tegen de verlengingsbeslissingen van 13 november en 8 december 2013. Gelet op artikel 58 in verbinding met artikel 33 van de Bvt doet de verpleegde beklag
door het indienen van een klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop hij kennis heeft gekregen van de beslissing tot verlenging van het afdelingsarrest. Klager had derhalve niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn beklag tegen de
beslissingen van 13 november en 8 december 2013. Het beroep van het hoofd van de inrichting is niet gericht tegen de door de beklagcommissie opgelegde tegemoetkoming noch tegen het oordeel dat de motivering van de beslissing beter had gekund. Het
beroep
ziet op het principiële punt over de reikwijdte van het beklag.

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het komt vaker voor dat verlengingsbeslissingen niet aan de advocaat van de verpleegde wordt verzonden. De verpleegde overziet niet de reikwijdte van
de beslissingen en denkt dat het ingediende beklag ook op de volgende verlengingsbeslissingen betrekking heeft. De raadsvrouw verzoekt de beroepscommissie het klaagschrift van 11 november 2013 in die zin op te vatten.

3. De beoordeling
Gelet op artikel 67, eerste lid in verbinding met artikel 66, eerste lid, van de Bvt staat voor het hoofd van de inrichting beroep open tegen de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover deze inhoudt een gegrondverklaring van het beklag. Uit het
beroepschrift en de namens het hoofd van de inrichting ter zitting van de beroepscommissie gegeven toelichting is gebleken, dat het hoofd van de inrichting zich kan vinden in de formele gegrondverklaring van het beklag en de toegekende tegemoetkoming.
Het beroep is gericht tegen de door de beklagcommissie gehanteerde reikwijdte van het beklag. De beklagcommissie heeft de verlengingsbeslissingen van 13 november en 8 december 2013 meegenomen in haar oordeel, terwijl daartegen geen klaagschrift is
ingediend. De beroepscommissie is van oordeel dat het hoofd van de inrichting geen belang heeft bij het beroep, aangezien dit niet is gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag. Het hoofd van de inrichting dient derhalve niet-ontvankelijk te
worden verklaard in zijn beroep.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat gelet op 58, eerste lid, van de Bvt het klaagschrift de ingang vormt van het beklagrecht voor verpleegden en de omvang van het geschil bepaalt. Het klaagschrift is gedateerd op 11 november 2013 en is op
13
november 2013 bij de beklagcommissie binnengekomen. Dat betekent dat de beoordeling van het beklag in de onderhavige zaak alleen betrekking kan hebben op de verlenging van het afdelingsarrest van 16 oktober 2013 en niet op de latere
verlengingsbeslissingen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het hoofd van de inrichting niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, prof. Dr. H.J.C. van Marle en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 3 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven