nummer: 14/374/TA
betreft: [klager] datum: 3 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.L.M. Straatsma, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 3 februari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC 2Landen te Utrecht, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 mei 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.L.M. Straatsma, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
hoofd behandeling en [...], juriste.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de weigering klager te behandelen;
b. de weigering een vervolgbehandeling te laten plaatsvinden bij de neuroloog.
De beklagrechter heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft al drie jaar last van duizeligheid en last van zijn ogen in verband met zijn suikerziekte. Klager dient jaarlijks gecontroleerd te
worden door een oogarts. Klager sleept al drie jaren met zijn benen. De behandelaars willen klager een rapport geven voor te langzaam lopen. De orthopedische hulpmiddelen zijn in beslag genomen. Hij heeft al jaren last van ontstekingen en
plasproblemen.
Het oordeel van de beklagrechter dat niet zou kunnen worden herleid waar het beklag van klager specifiek op doelt, kan geen stand houden. Het is bekend dat klager lijdt aan MS (Multiple Sclerose) en dat de symptomen die hiermee gepaard gaan reeds drie
jaar door het medische personeel worden genegeerd, onvoldoende worden erkend laat staan behandeld. Nu de klachten bekend zijn kan klager volstaan met een summiere vermelding van zijn klacht. De beklagrechter had klager nader moeten horen in plaats van
de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.
Klagers recht op medische verzorging in de zin van artikel 41 van de Bvt is geschonden. In september 2013 zou er een vervolgbehandeling plaatsvinden bij de neuroloog. De inrichting heeft echter geweigerd klager te vervoeren en daardoor de op hem
rustende zorgplicht geschonden. Bovendien is klager van oordeel dat de tekortkoming dusdanig ernstig is, dat ook om die reden sprake is van een algehele schending van de zorgplicht. Door klager niet te vervoeren is hij blootgesteld aan een onmenselijke
behandeling. Klager verwijst naar jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Klager meent dat hem ingevolge de standaardbedragen een tegemoetkoming toekomt van € 2.037,50 te verhogen met € 12,50 voor
iedere dag dat de schending voortduurt.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is geen medische zorg onthouden. Klager is op 17 september 2013 en 22 januari 2014 bij de neuroloog geweest. In november en
december 2013 alsmede in februari en april 2014 heeft klager de revalidatiearts bezocht in verband met een enkel- en voetprothese. In maart 2014 is klagers longfunctie onderzocht en tussentijds is klager meermalen behandeld door de ergotherapeut.
3. De beoordeling
Door klager is aangevoerd dat het onderzoek door de beklagrechter onvoldoende en/of onvolledig is geweest. Daargelaten de juistheid van klagers stelling, kan daaraan voorbij worden gegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Door klager is ook in beroep geen concrete omstandigheid genoemd waarover hij kan klagen. De
beroepscommissie begrijpt uit de toelichting van klager ter zitting dat zijn klachten zich richten op de periode voorafgaand aan het beklag (van 2010 tot 2012). De beroepscommissie kan echter alleen oordelen over klachten over beslissingen die kort
voor
het indienen van de klacht aan de klager bekend zijn gemaakt. Dat betekent dat zij geen oordeel kan geven over deze door klager uiteengezette oudere klachten.
In klagers ogen wordt – in algemene zin – onvoldoende aandacht besteed aan zijn medische klachten. Uit de stukken en het behandelde ter zitting komt evenwel naar voren dat klager de nodige medische zorg wordt geboden. Voorts zijn er aanpassingen in de
inrichting aangebracht, die gericht zijn op klagers specifieke gezondheidstoestand. Er is naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook geen sprake van een situatie van strijdigheid met het EVRM waarbij het hoofd de op hem rustende zorgplicht niet
betracht. Tegen de wijze waarop een zorgplicht wordt betracht, staat op grond van de Bvt geen beklag open. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 3 juli 2014
secretaris voorzitter