Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0699/TA, 2 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/699/TA

betreft: [klager] datum: 2 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 16 december 2013 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 mei 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerker, gehoord. Klager en zijn advocaat, mr. Drs. T.P.
Klaasen, hebben schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft weigering bezoek tijdens klagers verblijf in een separeercel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft het juridisch kader verkeerd geïnterpreteerd. Uit de Regeling rechten tijdens afzondering en separatie
en
de daarbij behorende toelichting volgt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat behoudens enkele uitzonderingen een verpleegde tijdens separatie zijn rechten niet kan uitoefenen. Het recht op bezoek, met uitzondering van het bezoek van
geprivilegieerden, kan niet worden uitgeoefend. Van een beslissing tot beperking van het recht op bezoek tijdens seperatie kan dan ook geen sprake zijn. Een schriftelijke mededeling is niet vereist.

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Krachtens artikel 37, eerste lid, van de Bvt heeft de verpleegde het recht ten minste gedurende een uur per week bezoek te ontvangen. De verpleegde die wordt gesepareerd kan, krachtens artikel 3, eerste lid, van de ministeriële Regeling rechten tijdens
afzondering en separatie (Stcrt. 1999, nr 75, p. 12), het voormelde recht om bezoek te ontvangen niet uitoefenen, tenzij het hoofd van de inrichting anders bepaalt. In beginsel verliest de gesepareerde verpleegde, als gevolg van de separatiebeslissing
en op de grond(en) waarop tot separatie is overgegaan, tijdelijk van rechtswege het recht op bezoek.
Klager verbleef op de separeerkamer. Niet gebleken is dat het hoofd van de inrichting hem desondanks toestemming heeft verleend bezoek te ontvangen. De afwijzing van klagers verzoek om toch bezoek te mogen ontvangen, levert dan ook geen schending op
van
een klager toekomend recht op bezoek. Klager ontleent voorts niet aan enige andere bepaling in de Bvt het recht op een schriftelijk en gemotiveerd antwoord op zijn verzoek om bezoek. Klager had derhalve niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in het
beklag. Het beroep van het hoofd van de inrichting treft derhalve doel.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap – Meulemeester, voorzitter, prof. Dr. H.J.C. van Marle en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 2 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven