Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/0416/GA, 25 juli 2000, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/416/GA

betreft: [klager] datum: 25 juli 2000

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 20 maart 2000 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) "De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak d.d. 28 februari 2000 van de beklagcommissie bij voornoemde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 april 2000, gehouden in de p.i. "Zoetermeer" te Zoetermeer, zijn gehoord de heer [...], toegevoegd directielid bij de p.i. "De Geniepoort" en klagers raadsvrouw mr. E. Ramakers.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan, omdat bij dit vervoer geen rekening kon worden gehouden met zijn rugklachten en hij geen verlof kreeg om op eigen gelegenheid te reizen, geen gebruikwillen maken. De directeur heeft ter zitting van de beroepscommissie een aantal stukken overgelegd en klagers raadsvrouw is in de gelegenheid gesteld hierop schriftelijk te reageren. Haar reacties zijn op 2 mei 2000 en 14 juni 2000ingekomen bij de Raad.
De beroepscommissie heeft tevens kennis genomen van twee brieven van klager die op respectievelijk 20 april 2000 en 10 mei 2000 bij de Raad zijn ingekomen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voorzover in beroep aan de orde:
a.) de beslissing d.d. 14 oktober 1999 tot verlenging van de maatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen, wegens het (voor de vijfde maal) weigeren mee tewerken aan een thoraxfoto of mantouxprik;
b.)
1. de beslissing d.d. 4 november 1999 tot verlenging van de maatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen, wegens de weigering mee te werken aan eenthoraxfoto of mantouxprik;
2. de beslissing d.d. 4 november 1999 tot het opleggen van een maatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, omdat klager wegens het blijven weigeren mee te werken aan een thoraxfotoof mantouxprik en zijn manipulerend, chanterend, kritiserend en bedekt dreigende gedrag de orde, rust en veiligheid in de inrichting ernstig in gevaar bracht;
c.) de externe tenuitvoerlegging van de beslissing genoemd onder b.2. op de landelijke afzonderingsafdeling (LAA) van de p.i. "De Schie" te Rotterdam;
d.) klagers plaatsing in een BGG-regime (beperkt gemeenschapsgeschikte gedetineerden) (in de p.i. "Overmaze" te Maastricht);

De beklagcommissie heeft het beklag op voormelde onderdelen gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Ik heb me door de inrichtingsarts laten voorlichten en de inrichtingsarts heeft zich door de Medisch Adviseur van het Bureau Justitiële Gezondheidszorg laten voorlichten.
De Medisch Adviseur heeft aan de inrichtingsarts laten weten dat het tbc-protocol dat in de inrichting wordt toegepast goed is.
In de p.i. "De Geniepoort" wordt het beleid gevoerd dat iedere gedetineerde die binnenkomt in de inrichting gecontroleerd wordt op tbc. Of andere inrichtingen dit ook doen is mij niet bekend.
Klager heeft vanaf september 1999 in afzondering verbleven. In totaal heeft hij acht maal geweigerd om aan een tbc-controle mee te werken. In de tweede week van de afzondering is hem een tbc-onderzoek door middel van een mantouxprikaangeboden. Dit vond hij in eerste instantie goed, maar later weigerde hij ook dit onderzoek. De psycholoog heeft ten behoeve van het herselectie-advies aangegeven dat klager niet gemeenschapsgeschikt is.
De directe reden om klager in afzondering te plaatsen en in afzondering te houden was het besmettingsgevaar en zijn weigering mee te werken aan het medisch onderzoek ten behoeve van controle op tbc.
Voor het laatst was in 1993 een röntgenfoto van klager genomen. De uitslag hiervan was niet bekend.

Door en namens klager is in beroep het volgende aangevoerd.
Klager is het niet eens met de motivering van de beklagcommissie. Zowel bij het rogatoire verhoor als bij de zitting van de beklagcommissie kwam een beetje de sfeer naar voren dat klager zich druk maakte over niets, maar eenmantouxprik betekent wel een inbreuk op de lichamelijke integriteit.
De Medisch Adviseur zegt dat het protocol van toepassing is als iemand gedetineerd wordt en niet als iemand al gedetineerd is, tenzij in de inrichting van herkomst tbc heerst. In alle andere inrichtingen vindt geen tbc-controleplaats als sprake is van overplaatsing naar een andere inrichting.

Klagers raadsvrouw heeft bij brief van 14 juni 2000, die op dezelfde datum bij de Raad ontvangen is, gereageerd op de ter zitting van de beroepscommissie door de directeur overgelegde stukken. Zij heeft daarbij het volgendeaangevoerd.
De Medisch Adviseur van het Bureau Justitiële Gezondheidszorg van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft in zijn brief van 14 december 1999 aan klager gesteld dat de Koninklijke Nederlandse Centrale Vereniging tot bestrijdingder Tuberculose besloten heeft dat het noodzakelijk is dat mensen die gedetineerd worden gescreend worden op tbc. In een brief van 4 april 2000 van de Medisch Adviseur aan de directie van de p.i. "De Geniepoort" verklaart hij voortsdat de consequentie van het niet meewerken aan een tbc-onderzoek isolatie moet zijn totdat is vastgesteld of er al dan niet sprake is van tbc. Volgens het Bureau Individuele Medische Advisering is na twee weken duidelijk of iemandal dan niet tbc heeft. In ieder geval is er geen reden om langer af te zonderen als iemand gedurende twee weken niet hoest, niet ziek is, niet vermagert en geen klam zweet heeft. In tegenstelling tot het voorgaande heeft deinrichtingsarts de directie geadviseerd dat klager op cel moet blijven totdat hij voor een tbc-onderzoek is geweest, hetgeen iets anders is dan totdat tbc is uitgesloten. De directie had moeten weten dat dit advies van deinrichtingsarts niet deugde. Zij was immers uitvoerig geïnformeerd door de afdeling juridische zaken van DJI over hoe te handelen bij tbc-controle.
Verder worden de nodige vraagtekens geplaatst bij het protocol tuberculose dat door de directie is overgelegd. Dit protocol gold in de tijd dat "De Geniepoort" nog een huis van bewaring was en is het niet aangepast toen "DeGeniepoort" een gevangenis werd. Ten onrechte wordt nu de huis van bewaring-procedure toegepast op tot gevangenisstraf veroordeelden. Overigens wordt zelfs in dit protocol opgemerkt dat als de gedetineerde niet hoest er geen kans op(open) tbc is waardoor er dus niet geïsoleerd hoeft te worden. Bovendien is het protocol niet voorzien van een datum en een handtekening.
Tenslotte wordt nog aangegeven dat niet concreet is gemaakt waaruit klagers manipulerend, chanterend en kritiserend gedrag zou hebben bestaan en vanaf wanneer dat gedrag zich manifesteerde. Bovendien is niet gebleken wat debijzondere omstandigheden waren die de directie op 4 november 1999 noopten tot plaatsing in de afzonderingscel terwijl de afzondering eerder op die dag verlengd werd met zeven dagen. Ook blijkt niet welke ernstige bezwaren ertoehebben geleid om klager buiten de inrichting af te zonderen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt met betrekking tot de onderscheiden onderdelen van het beklag als volgt.
Vaststaat dat klager, die reeds jaren achtereen is gedetineerd, vanuit een andere p.i., te weten de p.i. "Overmaze" te Maastricht, geplaatst is in de p.i. "De Geniepoort". Tevens is (als onweersproken) komen vast te staan dat in dep.i. van herkomst geen tbc heerste. Niet aangevoerd of gebleken is dat klager in de p.i. "Overmaze" last had van klachten die zouden kunnen duiden op een tbc-besmetting.

a.)
Bij klagers inkomst in de p.i. "De Geniepoort" is ten aanzien van hem gehandeld overeenkomstig het door deze inrichting opgestelde "protocol tuberculose". Dit protocol noemt onder meer als uitgangspunt:
"Het beleid binnen de Geniepoort is dat alle gedetineerden binnen een week gescreend worden op TBC door middel van een thorax-foto, omdat er onder hen een verhoogd risico bestaat op TBC."
Onder "Werkwijze en uitvoering" van het protocol staat, voorzover van toepassing onder meer vermeld:
"bij elke gedetineerde wordt bij binnenkomst medegedeeld dat er een TBC foto zal worden gemaakt en wat de gevolgen zijn wanneer hij niet aan dit onderzoek meewerkt (isolatie op cel tot hij wel meewerkt aan het onderzoek)."

De beroepscommissie overweegt dat het protocol reeds in zoverre als onjuist c.q. onvolledig moet worden aangemerkt dat het als uitgangspunt genoemde beleid "dat alle gedetineerden binnen een week gescreend worden op TBC" slechts vantoepassing mag zijn op gedetineerden die afkomstig zijn uit de vrije maatschappij. Bovendien kan het niet-meewerken aan het onderzoek (dat immers middel is en geen doel) slechts tot isolatie op cel leiden totdat duidelijkheid isverkregen over de aan- of afwezigheid van tbc (en derhalve niet tot betrokkene alsnog meewerkt aan het onderzoek).
Het protocol had, nu klager niet vanuit de vrije maatschappij, maar vanuit een andere inrichting in de p.i. "De Geniepoort" werd geplaatst, niet op klager toegepast mogen worden. De inrichtingsarts heeft de directeur echtergeadviseerd om klager in afzondering te plaatsen. Nu de arts dit geadviseerd heeft, valt, met het oog op het verkrijgen van de vereiste duidelijkheid met betrekking tot eventueel aanwezig besmettingsgevaar, te begrijpen dat klagervoor korte tijd, maximaal twee weken, in afzondering is geplaatst. Bij deze termijn van maximaal twee weken neemt zij in aanmerking dat – bij blijvende afwezigheid van klachten – de kans dat iemand besmet is met tbc na twee wekenaanzienlijk kleiner is geworden en dat die kans daarna steeds kleiner wordt.
Op het moment dat de onderhavige beslissing d.d. 14 oktober 1999 tot verlenging van de plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel genomen werd, verbleef klager reeds drie weken – blijkens deuitspraak van de beklagcommissie namelijk sinds 23 september 1999 – in afzondering wegens zijn aanhoudende weigeringen mee te werken aan een tbc-controle.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat de beslissing van de directeur onredelijk en onbillijk moet worden geacht, omdat die beslissing is gebaseerd op een in strijd met wet- enregelgeving bestaand protocol. Het beroep zal op dit onderdeel dan ook ongegrond worden verklaard.

b.)
onderdeel 1.
Op 4 november 1999 werd de beslissing tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel wederom verlengd wegens klagers weigering mee te werken aan tbc-controle. Deberoepscommissie is, gelet op hetgeen overwogen is onder onderdeel a. en zeker nu klager inmiddels reeds zes weken in afzondering verbleef, van oordeel dat de beslissing van de directeur tot verlenging van klagers afzonderingonredelijk en onbillijk moet worden geacht. Dit klemt temeer daar uit door de secretaris van de beroepscommissie bij de Medisch Adviseur telefonisch ingewonnen informatie naar voren is gekomen dat het – bij blijvende afwezigheid vanklachten – na zes weken zeker uitgesloten is dat iemand besmet is met tbc.
Het beroep zal dan ook eveneens op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

onderdeel 2.
Aan klager is op 4 november 1999 een ordemaatregel tot plaatsing in afzondering in een afzonderingscel opgelegd, omdat hij door zijn aanhoudende weigeringen om een verplicht medisch onderzoek te ondergaan en hij door zijnmanipulerend, chanterend, bekritiserend en bedekt dreigende gedrag de orde, rust en veiligheid in de inrichting ernstig in gevaar bracht.
De directeur heeft ter zitting verklaard dat hij niets kon zeggen omtrent klagers gedrag buiten de aanhoudende weigeringen mee te werken aan tbc-controle. Bovendien vermeldt het aan de maatregel ten grondslag liggende schriftelijkeverslag niets omtrent het gedrag van klager. Slechts wordt vermeld dat klager weigerde mee te werken aan tbc-controle.
De beroepscommissie acht niet aannemelijk geworden dat klagers gedrag buiten de situaties dat men hem wilde controleren op tbc een gevaar vormde voor de orde, rust en veiligheid in de inrichting. Derhalve blijft als grond voor deopgelegde maatregel over dat klager weigerde mee te werken aan tbc-controle. De beslissing tot het opleggen van voormelde ordemaatregel op deze grond wordt gelet op hetgeen overwogen is onder onderdeel 1. van b. onredelijk enonbillijk geacht. Het beroep zal derhalve eveneens op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

c.)
Gelet op hetgeen overwogen is onder onderdeel 2. van b. wordt de beslissing van
4 november 1999 tot het opleggen van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen onredelijk en onbillijk geacht. De externe tenuitvoerlegging van deze maatregel is derhalveeveneens onredelijk en onbillijk. Het beroep zal dan ook eveneens op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

d.)
De beslissing tot klagers overplaatsing naar een andere inrichting in een regime voor beperkt gemeenschapsgeschikte gedetineerden is een beslissing die genomen is door de selectiefunctionaris. De directeur heeft slechts een adviesaan de selectiefunctionaris gegeven tot klagers overplaatsing. Het betreft hier derhalve geen beslissing als bedoeld in artikel 60 PBW en klager had dan ook niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in dit onderdeel van zijn beklag.

Klager heeft inmiddels beroep ingesteld tegen de beslissing van de selectiefunctionaris. De beroepsprocedure betreffende deze beslissing loopt derhalve reeds bij de beroepscommissie.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op de onderdelen a.), de beide onderdelen van b.) en c.) ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie betreffende onderdeel d.) van het beklag en verklaart klager alsnog in zoverre niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 25 juli 2000.

secretaris voorzitter

Naar boven