Nummer: 14/1115/GB
Betreft: [klager] datum: 25 juni 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.B. Braanker, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 20 maart 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie De Schie te Rotterdam, dan wel een ander h.v.b. in de Regio Rotterdam, afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 24 oktober 2013 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie Het Schouw te Amsterdam.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het uitgangspunt van artikel 24 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden ligt een stuk genuanceerder dan de selectiefunctionaris doet voorkomen. Klager is sinds 24
oktober 2013 preventief gehecht in het kader van overlevering aan Duitsland. Er is nog geen overeenstemming bereikt tussen Nederland en Duitsland over de feitelijke overlevering van klager in verband met een nog lopend hoger beroep in Nederland in een
andere strafzaak. De termijn dat klager thans nog preventief gehecht is in Nederland is onbekend. Zolang Nederland klager niet aan Duitsland heeft overgeleverd, kan Duitsland geen aanvang nemen in het strafrechtelijk onderzoek. Hieruit volgt dat klager
na een aanzienlijke lange termijn van preventieve hechtenis in het kader van overlevering aan Duitsland aansluitend een aanmerkelijke tijd in Duitsland gehecht zal blijven alvorens hij bij overlevering aan Nederland weer verenigd zal worden met zijn
familieleden in Rotterdam. De detentielast is voor klager dan ook aanzienlijk zwaarder dan voor een gebruikelijke preventief gehechte. Dit uit zich thans in het feit dat klager inmiddels psychologische ondersteuning en medicatie behoeft. De
selectiefunctionaris spreekt enkel over de reservering van celcapaciteit van het h.v.b. van de p.i. Krimpen aan den Ijssel, terwijl verder niet wordt ingegaan op de celcapaciteit van de overige inrichtingen in de regio Rotterdam, in het bijzonder die
van de locatie De Schie. Dat klager geen vestigingsadres meer heeft in zijn voormalige woonplaats Schiedam hangt samen met zijn detentie in het kader van overlevering. Klagers bezoek is afkomstig uit Rotterdam. Hij krijgt inderdaad bezoek, maar de
meest
significante personen in zijn leven, te weten zijn vriendin en zijn dochter, kunnen hem vanwege de reisafstand en de daarmee gemoeide financiën maar moeizaam bezoeken. Zijn familie is om financiële redenen ook niet in staat hem te bezoeken. Met de
overplaatsing van klager naar de regio Rotterdam wordt beoogd dat hij één keer per week met zijn vriendin en kind herenigd kan worden. In de periode van 23 oktober 2013 tot 23 april 2014 heeft zijn vriendin hem slechts drie keer kunnen bezoeken.
Overigens doet de selectiefunctionaris het voorkomen dat klager wekelijks bezoek krijgt, dit correspondeert niet met de bijgevoegde bezoekerslijst.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Een preventief gehechte gedetineerde dient zo dicht mogelijk bij het parket van insluiting (in dit geval Amsterdam) te worden ondergebracht. De celcapaciteit
van het h.v.b. in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den Ijssel is in principe bestemd voor gedetineerden die preventief moeten worden ingesloten voor het parket Rotterdam. Klager heeft 46 dagen detentie ondergaan in het kader van
subsidiaire hechtenis en Lex Mulder. Vanaf 27 maart 2014 is klager weer preventief ingesloten voor het parket Amsterdam. Klager heeft geen vestigingsplaats in Rotterdam. Volgens de bezoekerslijst ontvangt klager bezoek. Eventuele bezoekproblemen zijn
inherent aan detentie.
4. De beoordeling
Klagers overlevering aan Duitsland is reeds op 11 februari 2014 door de rechtbank Amsterdam bevolen. In afwachting van zijn overlevering is klager geplaatst in het h.v.b. van de locatie Het Schouw te Amsterdam. De beroepscommissie stelt voorop dat
bezoekproblemen inherent zijn aan het ondergaan van detentie en, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium vormen. De selectiefunctionaris heeft hetgeen klager heeft aangevoerd ten aanzien van zijn problemen omtrent het ontvangen van
bezoek in redelijkheid niet als een dergelijke bijzondere omstandigheid hoeven aan te merken. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager met enige regelmaat bezoek ontvangt. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 25 juni 2014.
secretaris voorzitter