Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0229/TB, 27 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:27-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/229/TB

betreft: [klager] datum: 27 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 22 januari 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 mei 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman en namens de Staatssecretaris, [...], juridisch medewerker
bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist om klager over te plaatsen naar FPC De Rooyse Wissel te Venray.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is bij beslissing van 30 september 2010 geplaatst in FPC Veldzicht te Balkbrug. Bij beslissing van 31 mei 2013
heeft de Staatssecretaris klagers verzoek om hem naar een andere tbs-inrichting over te plaatsen, afgewezen. De beroepscommissie heeft op 28 oktober 2013 klagers beroep tegen laatstgenoemde beslissing ongegrond verklaard (13/1769/TB).
Bij brief van 16 december 2013 heeft het hoofd van FPC Veldzicht verzocht om klager over te plaatsen. De Staatssecretaris heeft op 22 januari 2014 beslist om klager over te plaatsen naar FPC De Rooyse Wissel. Deze overplaatsing is op 29 januari 2014
gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is zonder overleg in FPC De Rooyse Wissel geplaatst. Zijn familie en vriendin kunnen hem daar niet bezoeken. Zijn netwerk wordt door de overplaatsing kapot gemaakt. Zijn ouders hebben hem in FPC Veldzicht tweemaal bezocht. Zij bezoeken hem niet
in FPC De Rooyse Wissel. Zijn vader is, omdat hij vijfmaal aan zijn been is geopereerd en nauwelijks 200 meter zonder pijn kan lopen, niet in staat om klager in FPC De Rooyse Wissel te bezoeken. Een verklaring van zijn vader, opgenomen in een email,
wordt aan de beroepscommissie overgelegd. Gelukkig heeft klager wel telefonisch contact met zijn ouders. Zijn netwerk is beperkt, maar juist omdat het zo beperkt is, is het van groot belang en dient met het netwerk rekening te worden gehouden.
In FPC De Rooyse Wissel is hij uitsluitend aan het werk en krijgt hij geen therapie. Als hij met een behandelcoördinator wil spreken, zit daar altijd een sociotherapeut bij en moet hij oppassen dat wat hij zegt niet tegen hem wordt gebruikt.
Klagers vriendin woont in Spakenburg en zijn ouders wonen in Lelystad. Klager heeft tweemaal zelf om overplaatsing verzocht en die verzoeken zijn afgewezen. Hij heeft eerst om overplaatsing naar de Pompestichting verzocht, omdat hij goede informatie
over die inrichting had gekregen. Zijn vader was toen nog gezond en had hem daar kunnen bezoeken. Gezien de gewijzigde gezondheidssituatie van zijn vader is de Pompestichting echter geen optie meer. FPC Oostvaarderskliniek is evenmin een optie, omdat
daar jongens zitten die hij van vroeger kent en met wie hij niet geconfronteerd wil worden. In FPC De Rooyse Wissel verblijft hij op een afdeling voor zwakbegaafden, waar hij niet op zijn plek is. Hij is niet verslaafd. Hij rookte vroeger vier tot vijf
jointjes per dag in verband met pijnklachten veroorzaakt door een schotwond. Nu rookt hij dat niet meer. Hij heeft eerder het contact met zijn netwerk gestopt, omdat het hoofd behandeling zijn netwerk tegen hem opzette. In FPC De Rooyse Wissel is dit
niet gebeurd.
Hij wil het liefst overgeplaatst worden naar een tbs-inrichting in de provincie Utrecht met voorkeur voor de Van der Hoevenkliniek.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
De behandelrelatie in FPC Veldzicht is altijd moeizaam geweest. Klager weigerde mee te werken aan de behandeling en eind 2013 is de behandelrelatie nog meer verslechterd. Eerdere overplaatsingsverzoeken van klager zijn afgewezen, omdat FPC Veldzicht
toentertijd nog wel behandelmogelijkheden zag. De inrichting wilde inzetten op het doorbreken van de strijd en het opbouwen van een vertrouwensband met klager. Gaandeweg het traject is echter gebleken dat klagers verzet hardnekkiger werd en dat
samenwerking niet mogelijk bleek. In augustus 2013 is gebleken dat klager informatie probeerde in te zamelen over de privé-situatie van (een) sociotherapeute(n) op wie hij verliefd was. De situatie was voor het sociotherapeutisch team onwerkbaar.
Klager
is tijdelijk op een andere afdeling geplaatst. Er is momenteel geen verklaring voorhanden voor het gegeven dat de onwerkbare situatie in de wettelijke aantekeningen is beschreven terwijl in diezelfde periode in de zaak nummer 13/1769/TB namens de
Staatssecretaris is verklaard dat FPC Veldzicht nog voldoende aanknopingspunten zag voor behandeling. Er zal navraag naar moeten worden gedaan. De vertegenwoordiger beschikt niet over de wettelijke aantekeningen die door de afdeling plaatsing
forensische zorg aan de beroepscommissie zijn verstrekt. - een kopie van de wettelijke aantekeningen is ter zitting aan de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris overhandigd -.
Onderzocht is of klager spoedig in de regio van zijn netwerk kon worden geplaatst. Dit bleek niet mogelijk. De eerste inrichting waar hij terecht kon was FPC De Rooyse Wissel. Klagers netwerk is vrij instabiel. Hij heeft het contact met zijn netwerk
ook
vaak verbroken. In FPC De Rooyse Wissel is een meer ontspannen situatie dan in FPC Veldzicht het geval was. Klager staat welwillend ten opzichte van het programma en behandelaars staan er open voor om met klager verder te gaan. Er is momenteel geen
enkele reden/noodzaak om klager weer over te plaatsen. Bij resocialisatie kan alsnog klagers netwerk worden betrokken. Het is juist dat bij (her)selectie het regiobeginsel wordt gehanteerd. In eerste instantie wordt gekeken of het mogelijk is om een
verpleegde op korte termijn in de regio van herkomst te plaatsen. Als dat niet mogelijk is, wordt breder gekeken. Op de vraag hoe kort die termijn is, kan geen antwoord worden gegeven. Dat hangt van de situatie af. In dit geval heeft FPC Veldzicht op
16
december 2013 verzocht om klager over te plaatsen en de overplaatsingsbeslissing is genomen op 22 januari 2014. De vraag hoe de nieuwe plaatsingscriteria precies worden gehanteerd, kan momenteel niet worden beantwoord.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In het Beleidskader Plaatsing TBS dwang 2014, versie 22 januari 2014, heeft de Staatssecretaris de volgende criteria voor plaatsing en overplaatsing in/naar een tbs-inrichting vastgelegd:
- de tbs-gestelde wordt regionaal geplaatst tenzij er sprake is van een contra-indicatie;
- de zorg moet passen bij de zorgbehoefte uit de indicatiestelling;
- de locatie van de te bieden zorg dient bereikbaar zijn voor de tbs-gestelde en te
vallen binnen diens leefomgeving en
- de uitvoering van de zorg moet tijdig plaatsvinden.

Als mogelijke contra-indicaties worden in het beleidskader vermeld:
a. slachtoffers (aangegeven door het OM);
b. verblijf van een slachtoffer in het desbetreffende FPC;
c. verblijf van een mededader in het desbetreffende FPC indien de samenplaatsing duidelijk contraproductief is voor een of beide tbs-gestelden;
d. verblijf van familie of bekenden van de tbs-gestelde in het desbetreffende FPC;
e. de passantentermijn loopt al en in het desbetreffende FPC is op korte termijn (binnen twee à drie maanden) geen plaats;
f. bijzondere doelgroepen (specialismen) als EVBG, longstay, vreemdelingen (in de laatste fase), VG7 (verpleegden die naast hun verstandelijke beperking sterke gedragsstoornissen en probleemgedrag vertonen en eventueel ook lichamelijke beperkingen);
g. criminogeen netwerk in de regio van herkomst (aangegeven door het OM);
h. te verwachten maatschappelijke onrust/weerstand bij het openbaar bestuur bij aanvang van verloven (aangegeven door het OM);
i. een eerdere opname in het desbetreffende FPC bij een eerder opgelegde maatregel is gepaard gegaan met ernstige incidenten.

Uitgangspunt van het nieuwe beleidskader is dat de tbs-gestelde regionaal geplaatst dient te worden tenzij er sprake is van een contra-indicatie. Namens de Staatssecretaris is niet aangevoerd dat in dit geval een contra-indicatie aan regioplaatsing in
de weg zou staan.

De beroepscommissie is van oordeel dat uit de bestreden beslissing van 22 januari 2014 niet blijkt dat bovenstaande criteria zijn meegewogen noch kan dit uit de schriftelijke inlichtingen of uit de toelichting namens de Staatssecretaris ter zitting
worden opgemaakt. De beroepscommissie acht de beslissing derhalve onvoldoende gemotiveerd en zal het beroep gegrond verklaren. Zij zal de bestreden beslissing vernietigen en de Staatssecretaris opdragen om binnen twee weken na ontvangst van deze
uitspraak een nieuwe beslissing te nemen waarin de afweging waartoe het bovengenoemde Beleidskader verplicht gestalte krijgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beslissing van de Staatssecretaris en draagt deze op om binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 juni 2014.

secretaris voorzitter

secretaris voorzitter

Naar boven