Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0809/GB, 17 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/809/GB

Betreft: [klager] datum: 17 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 maart 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 25 februari 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht. Op 20 januari 2014 is aan klager gevraagd een nieuw verlofadres aan te leveren, omdat de politie negatief heeft geadviseerd omtrent zijn eerdere verlofadres. Klager heeft vervolgens aan een
medewerkster van het BSD om extra tijd verzocht voor het aanleveren van een nieuw verlofadres. Hier is de desbetreffende medewerkster mee akkoord gegaan. Buiten klagers schuld om heeft het BSD het nieuwe verlofadres, verzonden op 11 februari 2014, pas
op 20 februari 2014 ontvangen. Aan klager is toen medegedeeld dat de procedure zeven week liep en daardoor afgerond zou worden. Er was wel degelijk een reclasseringsadvies voorhanden. De maandcommissaris heeft aan klager laten weten dat hij opnieuw een
verzoek tot verlof kon indienen, dit is echter tegenstrijdig met wat het BSD hem heeft medegedeeld. Volgens het BSD moest klager beroep aantekenen tegen de beslissing van de selectiefunctionaris. Klager stelt dat het volgens de reclasseringsambtenaar
onjuist is dat de trajectbegeleider negatief zou adviseren op een verzoek tot plaatsing in een b.b.i. aangezien zij wel het TR-traject heeft ondertekend. Daarnaast vindt de reclasseringsambtenaar het geen enkel probleem als klager zijn verloven in
Mijdrecht doorbrengt. Het is vreemd dat de selectiefunctionaris het verzoek tot plaatsing in een b.b.i. in eerste instantie heeft afgewezen wegens het ontbreken van een reclasseringsadvies en dat hij vervolgens stelt dat een allesomvattend
detentieplan,
met informatie over risico’s en advies reclassering uiteraard ook voldoende is. Klagers eerste verlofadres is tevens onterecht afgewezen. Hij wil het Openbaar Ministerie tegemoet komen door middel van het dragen van een enkelband bij plaatsing in een
b.b.i. dan wel een meldplicht bij de politie.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers verzoek tot plaatsing in een b.b.i. is in eerste instantie afgewezen omdat er geen reclasseringsadvies voorhanden was. Per mail is echter aan de selectiefunctionaris laten weten dat er wel een reclasseringsadvies omtrent klager voorhanden was.
Een allesomvattend detentieplan, met informatie over risico’s en een advies van de reclassering is uiteraard ook voldoende. Er hoeft voor fasering geen apart advies opgevraagd te worden. De inrichting heeft negatief geadviseerd omtrent het verzoek tot
plaatsing in een b.b.i. gezien de negatieve (externe) adviezen alsmede het ontbreken van een gedegen verlofadres. Omdat de politie negatief heeft geadviseerd met betrekking tot het verlofadres en het reclasseringsadvies geen bruikbare informatie bevat
om een hernieuwde selectie op te maken, is klager gevraagd om in beroep te gaan. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat er geen inschatting gemaakt kon worden van klagers recidiverisico. Ook is er een negatief advies uitgebracht door de officier van
justitie op basis van de ernst van het delict en de daaruit vloeiende maatschappelijke onrust die verlofverlening kan veroorzaken bij het slachtoffer en de leefomgeving. Klager heeft op dit moment nog een strafrestant van ruim zeventien maanden. Bij
een
goed verlopen algemeen verlof zou klager opnieuw in aanmerking kunnen komen voor plaatsing in een (z.) b.b.i. of voor deelname aan een penitentiair programma.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) komen voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico
vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In plaats van het afgekeurde verlofadres zijn door klager vóór de bestreden beslissing, en ook voor het daaraan ten grondslag liggende selectieadvies, in februari 2014 twee nieuwe verlofadressen aangedragen. Dit maakt in combinatie met de
onduidelijkheid van klagers recidiverisico die voornamelijk is gebaseerd op het gegeven dat klager een ontkennende verdachte is, dat de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en
onbillijk moet worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na
ontvangst daarvan.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst
daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 17 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven