Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0284/GA, 17 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/284/GA

betreft: [klager] datum: 17 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 januari 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 mei 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Lelystad, zijn gehoord klager, met gebruikmaking van een tolk Turks via de tolkentelefoon, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie
Esserheem.
Klagers raadsman, mr. T.N. Ritzer, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om klager een kopie van zijn penitentiair dossier te verstrekken.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is sprake van vriendjespolitiek. Klager heeft verzocht om inzage in zijn penitentiair dossier, maar krijgt niet zijn hele penitentiair dossier in handen. Hij heeft maar een klein gedeelte gekregen. Klager wil alles inzien. Er wordt gezegd dat het er
niet meer is. De directeur zou tegen de p.i.w.-ers gezegd hebben dat klager zijn dossier nooit mag krijgen. De inhoud van de stukken is ook niet correct. Op 23 september 2013 is klager in hongerstaking gegaan omdat hij zijn dossier niet kreeg. Klager
wil een compleet dossier.

De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft het dossier kunnen inzien. Er zijn aan klager ook kopieën verstrekt. Klager is van Norgerhaven
overgeplaatst
naar Zutphen en vervolgens weer naar Esserheem. Daar heeft hij wederom om inzage gevraagd. Er is gevraagd welke stukken hij wilde. Aan klager zijn kopieën verstrekt van de stukken die hij nog niet had. Dat hij het niet eens is met de inhoud van enkele
rapportages is hierbij niet relevant. Klager geeft niet aan om welke ontbrekende stukken het nog zou gaan. Zolang hij daar niet duidelijk in is, kan hem niets verstrekt worden. De bereidheid is er in elk geval wel.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht over de zaak en wijst het verzoek om aanhouding af.
Niet in geschil is dat klager in beginsel recht heeft op inzage in zijn (volledige) penitentiair dossier. Het recht op inzage moet worden onderscheiden van het recht op afschrift of kopie van (stukken uit) het penitentiair dossier. In het kader van de
verstrekking van afschrift of kopie is het niet onredelijk om bepaalde voorwaarden te stellen. Zo kan in redelijkheid worden verlangd dat de gedetineerde opgave doet van de stukken waarvan hij in het bijzonder afschrift of kopie wenst. Uit de stukken
en
het verhandelde ter zitting komt naar voren dat klager een kopie van alle stukken uit zijn penitentiair dossier wenst. Hij heeft reeds in 2011 een kopie van zijn dossier gekregen en klaarblijkelijk geen (nadere) opgave gedaan van stukken die hij (in
ieder geval) thans nog in kopie wenst te ontvangen en evenmin nader opgegeven welk belang hij heeft bij een nieuwe kopie van zijn volledige penitentiair dossier. Onder die omstandigheden is de weigering van een kopie van het volledige penitentiair
dossier bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 17 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven