nummer: 14/559/GA
betreft: [klager] datum: 11 juni 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 17 februari 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2014, gehouden in genoemde inrichtingen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts, en [...], juridisch medewerker in meergenoemde inrichtingen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van zeven dagen wegens het schoppen van een medegedetineerde waardoor deze van een trap viel; en
b. de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van drie dagen wegens verbale agressie en het niet opvolgen van de instructies van het personeel.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Voordat het incident bij de trap plaatsvond had de betreffende medegedetineerde klager bedreigd met een broodmes in klagers cel. Klager heeft
toen het mes afgepakt en met zijn medegedetineerde gesproken. Daarna heeft klager het mes aan de medegedetineerde teruggegeven. Vervolgens liep klager zijn cel uit naar de trap en toen stond dezelfde medegedetineerde op de trap en bedreigde hij klager
met een vork. Klager heeft geroepen dat hij werd bedreigd met een vork, maar daar werd niet op gereageerd. Uit zelfverdediging heeft klager toen zijn medegedetineerde geschopt. Klager kan dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor het incident.
Ten aanzien van de verbale agressie verklaart klager het volgende. Klager verklaart netjes om een extra overall te hebben verzocht omdat hij het koud had. De reactie van de piw-er maakte hem boos en toen heeft hij een aantal dingen gezegd tegen de
piw-er die niet netjes waren. Dit kon evenwel niet als bedreiging worden opgevat. Namens klager wordt hierbij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 15 januari 2013 met kenmerk LJN: BY5695.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is enkel gestraft voor hetgeen is waargenomen door de medewerkers en dat was vanaf het moment dat klager de medegedetineerde van de trap
schopte. Ongeacht wat er daarvoor is gebeurd mag klager nooit op deze manier het recht in eigen hand nemen. Er is niet gebleken dat de medegedetineerde in het bezit was van een vork, maar de verklaring van klager dat het om zelfverdediging ging is wel
meegenomen. Om die reden heeft klager zeven dagen straf gekregen en niet het maximum van veertien dagen. Klagers gedrag in de afzonderingscel waarbij hij verbaal agressief was, betrof geen verlenging van de voorgaande straf. Het betrof een nieuw feit
waarvoor klager een nieuwe disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als weergegeven onder onderdeel a. oordeelt de beroepscommissie als volgt. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij zich noodzakelijkerwijze diende te verdedigen tegen een bedreiging of aanval door een medegedetineerde.
Als al moet worden aangenomen dat die bedreiging of aanval daadwerkelijk heeft plaatsgehad, had van klager redelijkerwijze verwacht mogen worden dat hij ervoor koos zich uit de voeten te maken in plaats van de medegedetineerde van de trap te schoppen.
De directeur heeft daarom in redelijkheid kunnen beslissen klager voor zijn gedrag te straffen.
Ten aanzien van het beklag als weergegeven onder onderdeel b. kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie
Het beroep van klager zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 11 juni 2014
secretaris voorzitter