Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3183/GA, 11 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3183/GA

betreft: [klager] datum: 11 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.M. van Wersch, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een voorgenomen beslissing van 23 september 2013 van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken,

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, en [...], chef de clinique, van het PPC te Amsterdam.

Namens klager en door klagers raadsman mr. N.M. van Wersch is meegedeeld dat klager noch zijn raadsman ter zitting zal verschijnen.

De zaak is vervolgens aangehouden om de uitspraak van de beroepscommissie af te wachten in een aangehouden soortgelijke zaak nummer 13/3521/GA, die ter zitting van 14 maart 2014 is behandeld en waarin op 14 april 2014 uitspraak is gedaan. De
betreffende
klager is niet-ontvankelijk in het beroep verklaard.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de voorgenomen beslissing
De directeur heeft ten aanzien van klager toestemming verleend tot het verrichten van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door of namens klager is het beroep niet nader toegelicht.

Door en namens de directeur is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is Leponex toegediend. Deze medicatie dient dagelijks te worden geïnjecteerd en dit is geen pretje. Ervaring is dat, na twee- tot driemaal toedienen, door de gedetineerde gezegd wordt dat de medicatie liever in tabletvorm wordt ingenomen. Klager
was wisselend hierin. Er waren dagen dat hij zelf om de medicatie vroeg en dagen dat hij weigerde om medicatie in te nemen. Andere medicatie was onvoldoende effectief. Klager is te kort Leponex toegediend om te kunnen zeggen dat het effect heeft gehad.
Klager heeft anderhalf jaar in de inrichting verbleven, maar heeft nooit een volledig dagprogramma kunnen draaien, omdat hij dan overprikkeld zou raken. Zijn zelfzorg was slecht. Medegedetineerden klaagden over hem. Hij heeft driemaal vanuit het niets
personeel geslagen.
Klager is eind oktober/medio november 2013 geplaatst in een tbs-inrichting.

3. De beoordeling
Op 23 september 2013 heeft de directeur van het PPC Amsterdam kenbaar gemaakt dat hij voornemens is bij klager een dwangbehandeling toe te passen. Dit gezien het psychiatrisch ziektebeeld van klager en het oordeel van de psychiater dat de mogelijkheid
bestaat dat zonder een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Op 26
september 2013 heeft klager een verzoek tot schorsing van de voorgenomen beslissing ingediend. Op 2 oktober 2013 heeft de voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Pbw, dit verzoek afgewezen, omdat naar het
voorlopig oordeel van de voorzitter voldoende aannemelijk was dat er sprake was van noodzaak tot het toepassen van dwangmedicatie.

De beroepscommissie heeft bij uitspraken van 3 december 2013, waaronder 13/2626/GA, geoordeeld dat enkel de beslissing op grond van artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw, aan beroep onderhevig is. Alleen in het geval beroep openstaat is, gelet op
artikel 73, vierde lid, van de Pbw, de in artikel 66 van de Pbw voorziene mogelijkheid van schorsing van overeenkomstige toepassing. Nu tegen de voorgenomen beslissing tot dwangbehandeling geen beroep openstaat, betekent dit dat - voor zover dat gelet
op de aard van het voornemen al mogelijk zou zijn - van een voorgenomen beslissing geen schorsing kan worden gevraagd.

Nu klager beroep heeft ingesteld tegen de beslissing als bedoeld in artikel 22e, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel, van 23 september 2013 en de wet niet voorziet in de mogelijkheid een rechtsmiddel aan te wenden tegen een dergelijke
beslissing,
zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat,
voorzitter, prof. dr. H.G. van de Bunt en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secre¬ta¬ris, op 11 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven