Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0993/GA, 13 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 14/993/GA

betreft: [klager] datum: 13 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 maart 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet correct verlopen van klagers bezoek zonder toezicht (BZT).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Op 3 november 2013 had klager BZT. De BZT-ruimte was die ochtend echter niet schoongemaakt. Klager heeft het formulier ‘akkoordverklaring gebruikmaking
kamer
BZT’ dan ook niet getekend. Klager heeft na afloop van zijn BZT met het afdelingshoofd over de staat van de BZT-ruimte gesproken. Klagers partner ondersteunt klagers verhaal en heeft verklaard dat zij, voordat klager in de BZT-ruimte aanwezig was, een
personeelslid op de staat van de ruimte heeft aangesproken. De desbetreffende medewerker was het met klagers partner eens en heeft zelf de ruimte een beetje schoongemaakt.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep gehandhaafd. De BZT-procedure is eind oktober 2013 gewijzigd. Alle gedetineerden dienen bij de ingebruikname van de BZT-ruimte een formulier te ondertekenen
waarmee
zij verklaren akkoord te gaan met de voorwaarden welke verbonden zijn aan het gebruik van de BZT-ruimte. Ook het aanwezige personeel dient dit formulier te ondertekenen. In dit formulier is teven opgenomen: “De toezichthouder controleert bij aanvang
van
de dienst op reinheid en compleetheid. Als alles schoon en compleet is, tekent de toezichthouder voor akkoord. Als de kamer niet in orde is, wordt dit gecorrigeerd en wordt er melding van gemaakt.” De directeur is niet in staat het formulier dat
betrekking heeft op klagers BZT van 3 november 2013 te over te leggen.

3. De beoordeling
De verklaring van klager dat de BZT-ruimte op 3 november 2013 in een dusdanige staat was dat het noodzakelijk was dat klager deze ruimte eerst ging schoonmaken wordt ondersteund door de verklaring van zijn partner. Klagers partner heeft daaraan
toegevoegd dat een aanwezig personeelslid voor de komst van klager een begin heeft gemaakt met het schoonmaken van de ruimte na haar klacht hierover. De beroepscommissie acht de inhoud van de verklaring van klager niet onaannemelijk, mede in het licht
van het ontbreken van het eerder genoemde formulier met een akkoordverklaring van klager.

Het beroep zal om die reden gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 5,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 13 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven