nummer: 14/968/GA
betreft: [klager] datum: 13 juni 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 24 februari 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het door een medewerker van de MMD doorgeven van klagers naam en einddatum van zijn detentie aan een letselschadebedrijf en het wijzigen van klagers postadres bij dit bedrijf.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Hij heeft aan de medewerker van de MMD verzocht bij het schadeletselbedrijf informatie in te winnen omtrent de vraag hoe lang met het sluiten van een
lopende zaak kan worden gewacht indien de betrokkene gedetineerd is. Klager verklaart dat hij daarbij uitdrukkelijk heeft aangegeven dat hij niet met name genoemd wilde worden in het contact met dit bedrijf. Nu dit wel is gebeurd ondervindt klager
hiervan schade omdat zijn post nu naar de inrichting wordt gezonden waar deze geopend wordt en tevens bij het bedrijf bekend is dat hij gedetineerd zit.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat het telefoneren naar het letselschadebedrijf door een medewerker van de MMD op verzoek van een gedetineerde, valt onder de uitoefening van de functie van deze medewerker. Hiermee kan het verstrekken van informatie
tijdens dit gesprek worden toegerekend aan de directeur van de inrichting en kan klager op grond van artikel 60 van de Pbw tegen deze informatieverstrekking beklag indienen. Klager zal dan ook worden ontvangen in zijn beklag.
Voorts is de beroepscommissie van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager expliciet heeft aangegeven dat zijn naam niet genoemd mocht worden in het telefoongesprek dat de MMD-er voor klager zou voeren met het letselschadebedrijf.
Hiervoor acht de beroepscommissie van belang dat klager zelf verzocht heeft informatie in te winnen ten aanzien van zijn lopende claim bij dit bedrijf. Het ligt voor de hand dat klager die informatie nodig had die zag op zijn persoonlijke situatie.
Klager had dan ook kunnen weten dat het voor het verkrijgen van deze informatie noodzakelijk was dat zijn gegevens zouden worden doorgegeven. De beroepscommissie zal het beklag van klager ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 13 juni 2014
secretaris voorzitter