Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4321/GA, 12 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4321/GA

betreft: [klager] datum: 12 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 december 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 mei 2014, gehouden in voornoemde inrichtingen, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur in de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in de eigen verblijfsruimte zonder televisie voor de duur van zeven dagen, waarvan vier dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van vier weken, wegens het bezit van contrabande
tijdens transport.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager werd vanuit plaatsing in afzondering overgeplaatst naar een andere inrichting. Hij heeft toen alles wat hij had aangetrokken en in die kleding
bleek nog een potlood en een afgebroken plastic kam te zitten. Klager had die goederen niet verstopt, maar bergt ze in de kleding op om ze niet kwijt te raken. Ter zitting wijst klager de plaats in zijn kleding aan waar de voorwerpen zijn aangetroffen,
te weten de band van zijn trainingsbroek. De kleding is klager na controle door het personeel aangereikt. Klager is er niet van op de hoogte dat hij bij het vervoer geen potlood of kam in zijn bezit mag hebben. Klager heeft in de zeven jaar dat hij
vast
zit nog nooit een regel overtreden.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het is de directeur niet bekend of een potlood en een kam contrabande zijn tijdens vervoer. Het gaat hier echter om de combinatie van feiten:
klager
zit gedetineerd op de BPG afdeling en hij had een afgebroken kam en een scherp potlood op een vreemde plaats in zijn kleding zitten. Dat maakt de aanwezigheid van de voorwerpen verdacht en dat maakt dat het om contrabande gaat. De goederen kunnen als
wapen gebruikt worden.

3. De beoordeling
Waarom de voorwerpen die klager tijdens het vervoer in zijn bezit had, moeten worden aangemerkt als contrabande is niet gebleken. De directeur is niet bekend of een plastic kam, al dan niet gebroken, bij vervoer wordt aangemerkt als contrabande en
volgens haar mag een gedetineerde zowel een kam als een potlood in zijn bezit hebben. De plaats in de kleding waar de voorwerpen zijn aangetroffen zijn op zich zelf niet zo bijzonder dat, voor zover dat al mogelijk is, reeds daarom sprake is van
contrabande.
Daar komt, voor het geval deze voorwerpen wel als contrabande kunnen worden aangemerkt tijdens vervoer, nog bij dat niet is gebleken dat klager van het verbod om die voorwerpen tijdens vervoer voorhanden te hebben op de hoogte was of had kunnen zijn.
Gelet op het voorgaande was er geen grond voor het opleggen van een disciplinaire straf. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De
beroepscommissie ziet aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 22,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. W.J. Schudel en dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 12 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven