Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1375/GV, 11 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1375/GV

betreft: [klager] datum: 11 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Splinter, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 april 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. S. Splinter, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het is absoluut noodzakelijk dat klager incidenteel verlof wordt verleend ten einde zijn identiteitsbewijs te verlengen. Klager had sinds
18 november 2013 al recht op detentiefasering. Detentiefasering heeft tot op heden niet plaatsgevonden omdat klagers identiteitsbewijs is verlopen. Klager kan niet met verlof als hij geen geldig identiteitsbewijs heeft. Het is mogelijk om het
identiteitsbewijs te verlengen vanuit de p.i., maar dan moet klager zich inschrijven op het adres van de p.i.. Klager wenst zich niet in te schrijven op het adres van de p.i., omdat hij dan zijn aan zijn gezondheidsproblemen aangepaste woning zal
verliezen. Indien hij zijn woning verliest is het voor hem vrijwel onmogelijk elders te verblijven, omdat familieleden niet beschikken over een aan klagers gezondheidsproblemen aangepaste woning.

De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klagers verzoek is afgewezen omdat het verlengen van een identiteitsbewijs ook vanuit de p.i. kan plaatsvinden. Klager zal zijn woning niet verliezen door zich in te schrijven op
het adres van de p.i. Krimpen aan den Ijssel, als de huur maar wordt betaald. Klager geniet ten onrechte huursubsidie. Dit zal vervallen indien hij zich inschrijft op het adres van de p.i.. Er is een zorgvuldige beslissing genomen die niet onredelijk
of
onbillijk is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Krimpen aan den Ijssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag nu klager zijn legitimatiebewijs vanuit de p.i. kan verlengen.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek, wegens overtreding van de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Tegen het vonnis van de rechtbank heeft hij hoger beroep ingesteld. Voorts dient klager een taakstraf
vervangende hechtenis van 63 dagen te ondergaan. De fictieve einddatum van klagers detentie is vastgesteld op 12 mei 2015.

Incidenteel verlof kan op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde,
waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Het door klager gestelde doel voor het incidenteel verlof, te weten het verlengen van zijn identiteitsbewijs, kan ook worden verwezenlijkt zonder dat daarvoor verlof nodig is. Klager kan zich immers vanuit de
inrichting laten inschrijven in de gemeente waar hij verblijft en dan kan hij, zonder dat hij daarvoor de inrichting hoeft te verlaten, bij die gemeente zijn identiteitsbewijs verlengen. Klagers stelling dat hij door zich in te schrijven op het adres
van de p.i. zijn woning zal kwijtraken is niet zonder meer aannemelijk. Nu klager deze stelling niet heeft toegelicht of onderbouwd kan de beroepscommissie hier geen rekening mee houden. Gelet op het vorenstaande kan de afwijzende beslissing van de
Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven