Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0573/GA, 10 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/573/GA

betreft: [klager] datum: 10 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 februari 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam - Over Amstel, is klager gehoord. Klagers raadsvrouw, mr. M.C. van Megen, kon vanwege verplichtingen elders niet op tijd voor de behandeling van het beroep ter zitting
verschijnen. Namens de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Dordrecht, [...], is schriftelijk bericht dat hij verhinderd is ter zitting te verschijnen. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat aan klager, zijn raadsvrouw
en de directeur is verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat verschillende spullen van klager, namelijk zijn horloge, een tafeltennisbatje en balletjes, verschillende verzorgingsartikelen en een kabel van een radio, vanuit de p.i. Dordrecht niet naar de p.i. Vught zijn verstuurd.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het tafeltennisbatje is achtergehouden door de inrichting, omdat men dacht dat het van de inrichting was. Het is echter van
klager. Het stond niet op de invoerlijst, maar klager heeft het destijds wel meegekregen.
De door de inrichting weggegooide tubetjes waren niet leeg. Alles dat leeg was, was al weg. Verder vindt klager dat als iets wordt weggehaald/weggegooid, dit ook moet worden vermeld. Volgens klager staat zijn handtekening wel op het ontruimingsverslag,
maar dit betekent niet dat hij de spullen in ontvangst heeft genomen. Hij is uit de afzonderingscel namelijk direct overgeplaatst naar de p.i. Vught. Hem is gevraagd te tekenen voor de spullen die zouden worden nagezonden. De rest van de spullen was al
ingepakt in zakken en klager mocht er niet meer in kijken. Klager zou niet tekenen voor iets dat hij niet heeft ontvangen. Het horloge dat kwijtgeraakt is, zat in een juweliersdoosje. Hij heeft het in de p.i. Leeuwarden ingevoerd. Hij heeft het kado
gekregen. Het is meegegaan naar de p.i. Dordrecht. Het doosje met het horloge zat tussen klagers spullen. Hij heeft het niet uitgevoerd. Het is ontvreemd. In de p.i. Vught heeft klager naar het horloge gevraagd. Toen bleek dat het niet was meegekomen.
Hij heeft nu alleen het doosje nog. Het horloge is ongeveer € 14.000,= waard. Er is een aankoopbewijs van. Klager zal dit (laten) nasturen. Ten aanzien van de vermiste kabel verklaart klager dat het gaat om een kabel van het merk Philips met een
adapter. Hij moet er nu speciaal één bestellen. Het ontruimingsverslag klopt niet. Zo is bijvoorbeeld in het celontruimingsverslag geen radio vermeld, terwijl klager deze wel in de p.i. Vught heeft ontvangen. Op het formulier van de p.i. Vught staat :
“RCD-speler met deukjes”. Wat klager heeft ontvangen in Vught klopt dan ook niet met hetgeen is vermeld op het celontruimingsverslag. Ook is de radio niet gefotografeerd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat een gedetineerde verantwoordelijk is voor de hem toebehorende goederen die hij in de inrichting onder zich heeft. Deze verantwoordelijkheid gaat over op de directeur indien de gedetineerde niet zelf zijn cel kan
ontruimen. Klager is vanuit de afzonderingscel van de p.i. Dordrecht overgeplaatst naar de p.i. Vught. Nu de ontruiming is geschied door twee personeelsleden en het ontruimingsverslag is opgemaakt en ondertekend door deze twee personeelsleden, is de
beroepscommissie van oordeel dat niet gebleken is dat de ontruiming onzorgvuldig is verlopen. Noch uit het ontruimingsverslag, noch uit het verslag van de p.i. Vught, blijkt dat klager ten tijde van de celontruiming in de p.i. Dordrecht een horloge als
door hem omschreven in zijn bezit had. Voor wat betreft de overige spullen waarop de klacht betrekking heeft, is de beroepscommissie niet in staat een uitspraak te doen. Nu ten aanzien van het horloge en ook van de overige (vermiste) spullen niet
gebleken is dat sprake is van een beslissing door of namens de directeur genomen als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, kan klager niet worden ontvangen in zijn beklag. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van
de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 10 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven